Parijs, 1940
“Professor Nazarre, wanneer de Duitsers Frankrijk binnenvallen en Parijs innemen, kunnen er nare situaties ontstaan.”
Simon Nazarre schudde zijn hoofd, maar Richard probeerde hem te overtuigen van de ernst van de situatie. “Geloof me, de nazi’s zijn slecht. Kijk maar wat er met joodse gezinnen in Duitsland, Tsjechoslowakije en Oostenrijk is gebeurd.”
Richard Kirwan was samen met Helena, Seamus en Stefan op bezoek bij de familie Nazarre. Het was tijd om Frankrijk te verlaten. Hij wilde Helena dolgraag in veiligheid brengen voordat de situatie nog gevaarlijker zou worden. Vanavond was hun laatste avond in Parijs. Seamus was twee maanden geleden in Frankrijk aangekomen voor zijn eerste vakantie na het afronden van zijn medicijnenstudie. In de afgelopen weken hadden Richard en Helena hem vol plezier de stad laten zien en hem laten kennismaken met hun vrienden en hun favoriete cafeetjes en restaurantjes. Daniel had vol verbazing gelachen toen hij met Seamus kennis had gemaakt en opgemerkt dat hij en Helena, hoewel ze een tweeling waren, niet méér van elkaar hadden kunnen verschillen.
Nu zat Helena vlak naast Seamus in de salon van de familie Nazarre en werd haar breekbare gestalte benadrukt door zijn forse, ruige voorkomen. Gisteren waren hun broers, Ronan en Ciarin, met Seamus’ zeiljacht in Bretagne aangekomen. Ze stonden klaar om Helena en Richard mee terug te nemen naar Ierland. Het groepje zat dicht bij elkaar en luisterde naar het nieuws op de radio. De spanning steeg toen de omroeper van de BBC in Londen meldde dat de Duitsers verder waren opgerukt. Zijn bericht vormde een naargeestige tegenstelling met de opgewekte uitzendingen van de Fransen. Richard wendde zich weer tot Daniels vader: “In Frankrijk heerst veel te veel vertrouwen, vooral in de Maginotlinie. België en Nederland zijn niet opgewassen tegen een Duitse invasie, zelfs niet met de Fransen en de Britten aan hun zijde.”
“Het Franse leger zal rondom Parijs standhouden. Daar twijfel ik niet aan,” zei Simon Nazarre vol overtuiging. “En stel dat de Duitsers komen, wat dan nog? Ik doceer muziek aan het conservatorium. En Hannah…” hij gebaarde naar zijn vrouw “…Hannah speelt in een kamerorkest. Onze kinderen volgen een kunstopleiding. We houden ons geen van allen bezig met politiek, we vormen geen bedreiging voor de Duitsers. Waarom zouden ze ons lastigvallen?”
“Vader, hoe kun je zo blind zijn!” onderbrak Daniel hem ongeduldig. “Waarom luister je niet naar Richard? Dit soort dingen behoort tot zijn vakgebied. Hitlers nazi’s zijn al eerder vreselijk gewelddadig en agressief geweest tegen joden, intellectuelen en zigeuners. Dat weet ik, ik heb erover gehoord.”
“We zijn Fransen, Daniel.” Simon Nazarre was vastbesloten. “We zijn allemaal Franse staatsburgers. Ons religieuze erfgoed is onaantastbaar. Trouwens, er zijn ook nog internationale afspraken.”
“De Duitsers rijden met hun tanks over die afspraken heen, zoals ze dat overal in Europa hebben gedaan,” luidde Daniels weerwoord. “Hitler is krankzinnig. Zijn beulen hebben joden in Duitsland en Oost-Europa vervolgd. Waarom zou het hier anders zijn? Ik heb betrouwbare informatie.”
“En van wie heb je die gekregen, Daniel?” Simon keek zijn zoon boos aan. “Van die zionisten en communisten met wie je omgaat? Dit is een vredig huishouden. Je laat je onbewezen gruwelverhalen aanpraten. Ik weet niet wat er met je aan de hand is.”
“Hij luistert niet, Richard. Ik heb geprobeerd hem te waarschuwen en te vertellen wat we weten. Maar hij wil het niet horen.” Met wrange berusting haalde Daniel zijn schouders op.
“Daniel herhaalt echt geen radicale onzin, professor Nazarre, echt niet.” Richard boog zich vol ernst naar voren. “Ik ben historicus, dit is mijn vakgebied. Ik heb Hitler en de opkomst van zijn partij bestudeerd. Het is een kwaadaardige man die gewillige en gevaarlijke volgelingen aan zich heeft weten te binden. U bent een gerespecteerd Frans staatsburger, uiteraard. Maar dat betekent niets meer zodra de Duitsers komen. Frankrijk zal in handen van Hitler vallen omdat uw politici hem hebben onderschat, en het land is niet voorbereid op een Duitse invasie. Het is weer net zo als tijdens de Frans-Duitse oorlog, maar deze keer zullen jullie niet tegen Bismarck vechten. U moet naar uw zoon luisteren, meneer, wat zijn bronnen ook zijn.”
Helena stak haar hand uit en raakte Simons arm aan. “Ga met ons mee naar Ierland. Ik weet zeker dat Richard u wel aan een baan als docent zal kunnen helpen, monsieur Nazarre.” Ze wendde zich tot Hannah. “Madame Nazarre, er is plaats genoeg voor iedereen op Seamus’ jacht, dat weet ik zeker. Het is groot genoeg, hè Seamus?” Haar broer knikte bevestigend. “Het zal een nieuw leven zijn, een nieuw begin, en we zullen u helpen.”
“Als ik mijn land moest verlaten, zou ik graag met jou meegaan, liefje. Maar Frankrijk is ons thuis, en we blijven hier.” Simon Nazarre keek de kamer rond, naar de lampen met hun franje, de stapels boeken, instrumenten en partituren, de dikke Weden en de zware, rode gordijnen. Aan de andere kant van de hoge ramen speelden zijn twee jongste zoontjes, Zacharie en David, op het grasveld. Hij glimlachte vriendelijk naar Helena en rechtte zijn schouders. “Ik laat me niet uit mijn land wegjagen. Mijn kinderen zijn hier geboren. Onze vrienden wonen hier. Ik heb hier mijn werk en mijn leerlingen. Hannah heeft haar collega’s in het orkest. De jongens zijn acht en tien, ze doen het goed op school. Misschien laat het Duitse volk zich gemakkelijker tot barbaarse daden verleiden. Maar de Fransen niet! Hier zijn we beschaafd.”
Hannah Nazarre stond zuchtend op. “Simon, lieverd, je kunt het kwaad niet altijd goed onderscheiden. Ook in deze stad wonen mensen die ons haten omdat we joods zijn. Vooroordelen komen in elke maatschappij voor. Hier zijn de mensen niet beter of slechter dan in andere landen.” Ze haalde haar schouders op en liep naar de deur. “Kom, het eten is klaar. Morgen brengen Daniel en Leah jullie naar Bretagne. Heb je genoeg benzine voor de reis kunnen krijgen, Richard?”
“Na flink onderhandelen wel, ja. Stefan gaat ook met ons mee. Hij heeft reisbescheiden bij het Zweedse consulaat weten te regelen. Dat betekent dat we op weg naar het westen niet zullen worden tegengehouden en dat de anderen weet veilig naar Parijs kunnen terugkeren.”
Er was een feestmaal bereid. De lange tafel glansde van het zilver en het kristal en was gedekt met een kleed van witte damast en gesteven servetten. Leah was net bezig om de kaarsen aan te steken toen ze de eetkamer binnenkwamen. Ook Zacharie en David stormden naar binnen. Ze namen allemaal plaats.
Seamus zou het diner nooit vergeten. De wijn, het gelach, maar vooral Leah, die tegenover hem zat en hem over de kaarsvlammen aankeek. Ze lachte, schudde haar zwarte haren naar achteren en plaagde Daniel en zijn vrienden. Ze was negentien en leek in geen enkel opzicht op de meisjes die hij kende. Nog nooit was hij zich zo hevig bewust geweest van een ander mens. Hij wist dat hij verliefd op haar was, dat hij dat al sinds zijn eerste dag in Parijs was, toen Helena hen in een intiem, rokerig cafeetje aan elkaar had voorgesteld.
Leah was lang, slank als een hazewindhond, had hoge jukbeenderen en grote, diepliggende ogen. Haar lange vingers liepen taps toe in keurige, ongelakte nagels, en ze had haar bleke huid niet opgemaakt. Haar zwarte haar was met een strik van groene chiffon naar achteren gebonden. Het was precies vierenzestig dagen geleden dat ze elkaar voor het eerst hadden ontmoet, en elke dag was hij verliefder op haar geworden. Leah en Daniel hadden elke dag met hun Ierse vrienden doorgebracht. Ze hadden allemaal de behoefte elk uur met gedeelde herinneringen te vullen voordat Seamus zijn zuster en Richard mee zou terugvoeren naar Ierland. Nu, tijdens deze laatste avond in Parijs, nam de kroonluchter boven de tafel de laatste stralen op van de avondzon die door het raam naar binnen vielen, en spatte het licht in duizend regenbogen uiteen. Ze dansten over de tafel en speelden bij elke beweging die Leah maakte over haar haar. Seamus was helemaal betoverd.
“Hebt u nog een bepaald specialisme, dokter O’Riordan?” De stem van Simon Nazarre verbrak de betovering. Seamus rukte zijn aandacht los van Leah en probeerde in het Frans de juiste woorden te vinden. Dit was zijn eerste ontmoeting met Simon en Hannah Nazarre. Hij wilde een goede indruk maken.
“Ik ben nog maar net afgestudeerd, en na mijn terugkeer in Ierland ga ik in de stad Galway werken. Daar kan ik de nodige ervaring opdoen zodat ik later mijn eigen huisartsenpraktijk kan beginnen.”
“Komt u uit Galway?”
“Nee, ik kom uit een streek die Connemara heet en op ongeveer een kilometer of tachtig van Galway ligt. Daar hoop ik uiteindelijk te gaan werken, het is de plek waarvan ik het meeste hou. Hopelijk zult u het ooit nog eens zien. En mijn zus heeft gelijk, ik zou uw gezin graag mee aan boord nemen. Nu, of een andere keer.”
Na het eten gingen ze rond de piano in de salon zitten en werden de muziekinstrumenten te voorschijn gehaald. Stefan was de enige die geen instrument bespeelde, maar hij zong twee Zweedse volksliedjes en voerde, aangemoedigd door een tweede glas cognac, een woeste dans uit, waarvoor hij met een luid applaus werd beloond. Toen pakte Daniel zijn fluit en Hannah haar cello. Leah en Hannah speelden een duet dat Simon voor hen had gearrangeerd. Richard nam plaats achter de piano en speelde een vrolijk mopje jazz. Ook Seamus overwon zijn verlegenheid en leende Heiena’s viool. In het vertrek weerklonk de betoverende melodie van de coulin, een traditionele Ierse dans die Leah tot tranen toe roerde.
Toen zei Daniel: “Leah, wil je het stuk van Wieniawski voor Seamus spelen?”
Helena en Richard moedigden haar aan. Leah stond op en glimlachte stralend naar Seamus. “Ja, dat wil ik wel,” zei ze, met haar blik uitsluitend op hem gericht. “Papa? Mama?”
Simon liep naar de piano en Hannah pakte haar cello.
“Het is eigenlijk een vioolconcert,” legde Leah aan Seamus uit. “Ik speel de romance uit het tweede deel, waarvoor papa een arrangement heeft gemaakt. Ken je het stuk?”
Seamus schudde zijn hoofd. “Ik heb zelfs nog nooit van de componist gehoord,” zei hij.
“Hij was Pools en zelf ook een erg goede violist, maar hij is nog niet zo bekend. Hij is nog niet lang genoeg dood,” zei Simon met een wrang lachje. “Dit stuk is Leah op het lijf geschreven. Op een dag zal ze het beroemd maken.” Hij knikte naar Leah en Hannah en speelde zachtjes de eerste noten. Het was een prachtig arrangement met gevoel voor de sfeer en de opbouw van de muziek.
Toen de eerste noten van de viool klonken, voelde het als de streling van een geliefde. Seamus werd meteen gegrepen door de muziek, door de schoonheid van Leahs spel, door haar hartstocht die voelbaar was in de aanzwellende akkoorden en harmonieën. Hij was helemaal in de ban van de muziek en van Leahs ogen, die hem bleven aankijken toen de laatste, lange, lieflijke noot wegstierf in de ademloze stilte. Minstens een minuut lang bleef iedereen zwijgen. Seamus en Leah gingen op in de betovering en hadden geen oog voor de anderen in de kamer. Ten slotte slaakte Stefan een diepe zucht. Iedereen begon te lachen en de wereld leek niet langer stil te staan. Toen het feestje was afgelopen, kwam de zon al bijna op. Zacharie en David waren op de bank in slaap gevallen en het eerste bleke licht verscheen boven de daken.
Buiten op straat namen ze voor de laatste keer afscheid. Er viel een stilte. Helena keek naar Simon en Hannah, die op de stoep van hun huis stonden, en vreesde plotseling voor hun lot. Ze rende naar hen toe, met tranen in haar ogen. “Ga met ons mee, alstublieft! Blijf niet hier!”
Simon sloeg zijn arm om zijn vrouw heen en schudde zijn hoofd. Hannah glimlachte naar hem. Vanaf de straat zei Richard: “Als u onze hulp nodig hebt, hoeft u het alleen maar te zeggen. En madame Nazarre, als u de kinderen in veiligheid wilt brengen…”
Hannah knikte zwijgend en omhelsde Helena nog een keer. Ze fluisterde: “Het is een goede man, liefje. Trouw met hem. Laat hem niet gaan. En als dit voorbij is, komen we je misschien wel een keertje in Ierland opzoeken.”
“De zon komt op,” riep Daniel naar hen. “We moeten kijken hoe we het beste naar Bretagne kunnen rijden en proberen om nog een paar uurtjes te slapen, anders zijn we onderweg niets waard. Stefan, we zien je rond een uur of tien bij Richard thuis. Seamus, mijn vriend, het is fijn dat je er ook bent.” Hij wendde zich met een ondeugende glimlach tot zijn zusje. “Neem eens afscheid van de dokter, Leah, anders zal hij zich nooit kunnen losrukken.”
Leah rende de stoep af. Ze kuste Seamus vluchtig op beide wangen en toen heel even op zijn mond. Gedurende een kort, extatisch moment streelden haar lippen de zijne. Daniel pakte Helena bij de hand en draaide haar een paar keer in het rond. Toen kuste hij haar plechtig de hand. “O, mijn Ierse schat, verlos die man uit zijn lijden.” Hij knikte in de richting van Richard. “Ook al betekent het dat Stefan en ik ons voor altijd ongelukkig zullen voelen. Wil je hem?”
Helena lachte en wendde zich toen met een dwingend gebaar tot Richard. “Nou, meneer Kirwan, man der geschiedenis, vraag het me nog eens, voor de laatste keer!”
Richard liet zich op zijn knieën vallen, in de Parijse dageraad, terwijl in de verte de geluiden van een militair konvooi zich vermengden met het eerste vogelgezang van de dag. “Helena O’Rior-dan, trouw met me wanneer we weer terug zijn in Ierland, anders werp ik mezelf onderweg overboord.”
Met een scheve glimlach zei Stefan tegen de verbaasde Seamus: “Toen ze een keer ruzie hadden, zei ze tegen hem dat hij een verwaande kwast was en dat ze nooit met hem zou trouwen, ook al zou hij midden op straat op zijn knieën vallen en haar ten huwelijk vragen. Hij zei dat hij het haar zou blijven vragen totdat ze ja zou zeggen. Dit is volgens mij de zesde keer.”
Helena boog zich naar Richard toe, legde haar handen op zijn schouders en keek hem diep in zijn ogen. “Ik zal met je trouwen, Richard Kirwan. Ik zal met je trouwen en van je houden en mezelf voor altijd aan je geven. Zeg dat je voor mij hetzelfde zult doen.”
Hij pakte haar stevig vast en bleef geknield op straat zitten, zijn gezicht verborgen in de plooien van haar jurk. Ze vlocht haar vingers door zijn haar en drukte hem dicht tegen zich aan. De toeschouwers konden hem horen mompelen, keer op keer: “Dat zal ik doen, mijn liefste, altijd.”
Toen omhelsden ze elkaar allemaal lachend. Seamus sloeg zijn armen om Leah heen, en even voelde hij haar lichaam tegen het zijne, haar vingers in zijn nek. Daarna liep ze bij hem weg om Richard en Helena te omhelzen.
Nadat ze nog een keer afscheid hadden genomen liepen ze over de lange boulevards naar huis, begeleid door het gezang van de vogels en het zonlicht dat door de bomen viel, en praatten over hun reis naar de kust, terwijl Parijs op de voorhoede van haar veroveraars wachtte.