Gloucestershire, 1970
Solange trok de linnen gordijnen open en keek naar het gazon beneden. Alleen de Engelsen konden zo’n smetteloos groen laken scheppen waarin geen enkel sprietje op de verkeerde plek zat. Op haar horloge zag ze dat het half elf was. Ze kon zich niet herinneren dat ze ooit zo lang zo diep had geslapen. Het pakje lag nog ongeopend op de hoge ladekast. Nadat ze de vorige avond naar boven was gegaan, had ze niet de moed gehad om het te openen.
Cedric zat de krant te lezen toen ze beneden kwam voor het ontbijt. Opeens was Solange uitgehongerd. Ze at een kom pap met een dikke laag room en een flinke hoeveelheid bruine suiker, zei ja tegen koffie, eieren met spek en geroosterd brood, waarop ze een flinke laag boter en eigengemaakte marmelade smeerde.
“Hemel, ik heb een zichzelf respecterende Franse vrouw nog nooit zo snel een Engels ontbijt zien wegwerken. Kom nu mee naar buiten, liefje. Er is een zonnig hoekje in de tuin. Zeg jij maar wat je vandaag wilt doen, dan doe ik met je mee.”
Ze gingen in rieten stoelen zitten, met hun gezicht naar de warme zon. Celines pakje lag op een tafeltje tussen hen in. Solange had gedacht dat ze klaar zou zijn voor de waarheid, maar het lukte haar niet Cedric recht aan te kijken toen ze haar eerste vraag stelde, die deuren opende naar levens die lang verborgen waren geweest.
“Was hij mijn vader?”
“Ja liefje, Richard Kirwan was je vader.”
Nu ze het iemand hardop had horen zeggen, wist ze dat het de waarheid was. “In mijn hart voelde ik dat het geen vergissing kon zijn. Maar het kwam zo plotseling. Ik kon er met niemand over praten, en ik was zo bang dat papa op de een of andere manier zou raden wat er was gebeurd, dat ik iets zou zeggen waardoor hij ongerust zou worden. Ik was zo boos en vond het vreselijk. Dat vind ik nog steeds. Maar ik wist dat het waar moest zijn.” Ze kon er niets aan doen, haar ogen vulden zich met tranen. Ze veegde ze ruw weg en keek naar Cedric. “Waarom was je niet verbaasd toen je me gisteravond zag?”
“Ik zag Richard Kirwans overlijdensbericht een tijdje geleden in de krant,” antwoordde Cedric. “Je moeder had me over hem verteld. En ze gaf me dat pakje ongeveer een jaar voor haar dood. Toen vermoedde ik dat ze had besloten om ook met jou te praten. Ze wilde dat ik het voor je bewaarde, mocht je ooit naar hem vragen. Ik had min of meer verwacht dat je hiernaartoe zou komen.”
“Naar hem vragen? Ze hebben alle twee flink hun best gedaan om ervoor te zorgen dat ik naar hem zou vragen,” zei Solange bitter. “Maar ze heeft me nooit gewaarschuwd. Ik wist pas wie hij was toen ik een brief van zijn dochter in Ierland ontving waarin stond dat hij me een flink geldbedrag heeft nagelaten. Misschien wilde hij zo zijn geweten sussen. Hier zijn de brieven. Lees ze maar, dan weet je wat er precies is gebeurd.”
Cedric las de bladzijden langzaam en schudde zijn hoofd. “Ik denk dat Richard Kirwan veel om je gaf, om jullie beiden. Je moeder leek daar altijd zeker van te zijn. Maar het lijkt inderdaad vreemd, dit laatste gebaar.”
“Het was niet alleen vreemd, het was wreed. Welke man doet dit zijn familie aan? En waarom zou hij me nu geld nalaten, nadat hij me al die jaren heeft genegeerd?”
“Wanneer de dood nadert, kun je nooit weten waar iemand naar verlangt en wat hij denkt, Solange.”
“Hij moet een egoïstische man zijn geweest. En een laffe man. Ik begrijp niet dat Eleanor nog steeds respect voor hem heeft, na zo’n wreed gebaar.” Ze stelde haar volgende vraag met enige aarzeling. “Wat weet jij hier eigenlijk van, Cedric? Zijn ze elkaar blijven zien? Waren ze…”
Cedric boog voorover en pakte haar handen beet. “Solange, het is niet eenvoudig. Ik realiseer me hoe je je gevoeld moet hebben, hoe je je nu voelt. Je moeder was een bron van vreugde voor iedereen, ze kon niets fout doen. En nu word je gedwongen haar op een heel andere manier te zien, als iemand die even menselijk is als wij.”
“Ze heeft ons bedrogen,” zei Solange meedogenloos. “Mijn vader trouwde met haar, hield zielsveel van ons en werd blind, maar zij bedroog hem. Hoe heeft ze dat kunnen doen, terwijl hij zoveel van haar hield en haar zo nodig had?”
Cedric keek haar aan, en ze zag dat er eerder een strenge dan meelevende uitdrukking op zijn gezicht lag. “Iedereen die bij een affaire betrokken is, rechtvaardigt deze op zijn eigen manier. Deze verhouding was nog moeilijker omdat het oorlog was en ze van elkaar werden gescheiden. Oordeel niet te haastig, liefje.”
“Richard Kirwan moet hebben geweten dat mama is overleden,” vervolgde ze haastig, haar gezicht verhit van woede. “Maar hij vond het nodig om onze levens te verwoesten toen hij zich niet langer hoefde te verantwoorden.”
“Tja, aan de buitenkant lijkt de erflating een wrede daad. Waarom had hij je niet in onwetendheid kunnen laten? Daar heb ik geen antwoord op. Ik geef toe dat het heel vreemd is dat hij dat heeft gedaan.” Cedric zweeg even. “Liefje, je moet ermee ophouden dit alleen vanuit je eigen perspectief te zien. Je moet het proberen te begrijpen. Nu wil ik je iets vragen. Heb je het hierover met je grootmoeder in Parijs gehad?”
Solange was gepikeerd door zijn berisping en geschokt omdat hij het over Charlotte de Savoie had. “Was grootmoeder ook betrokken bij deze hartstochtelijke affaire? O ja, ik zie het helemaal voor me. De typische Parijse amourette. Grootmoeder heeft er in haar tijd waarschijnlijk ook een paar gehad, dus hoefde ze zich geen zorgen te maken over papa. Ze maakten zich geen van allen zorgen om hem.”
“Zo is het wel genoeg, Solange. Je hebt gelijk, er was bedrog en verdriet. Voor elke geheime relatie moet je de prijs betalen, hoe je je ook inspant of wat je intenties ook zijn.”
Solange schudde haar hoofd. Ze had haar lippen op elkaar geperst en haar handen lagen ineengeklemd in haar schoot.
“Weet je, je hebt heel veel geluk gehad. Je hebt altijd een veilig, comfortabel thuis gehad, zonder fysieke of emotionele dreigingen. Je ging naar school en daarna naar de universiteit zonder aan echte uitdagingen het hoofd te moeten bieden. Eigenlijk is alles in een aangename roes verlopen.”
“Maar ik heb niet mijn hele leven in de wijngaarden doorgebracht, Cedric. Tijdens mijn studie heb ik in Parijs en Montpellier gewoond. Ik heb gereisd en allerlei soorten mensen ontmoet. Ik ben zelfs gearresteerd en gevangengezet tijdens de studentendemonstraties. Ik denk niet dat mijn perspectief beperkt is.”
“Het gaat er niet om of je kleingeestig bent of niet, het gaat om tolerantie en ervaring. Je hebt iets vreselijks meegemaakt, en de dood van je moeder was de grootste tragedie. Maar ik bedoel dat je soms om ingewikkelde redenen gedwongen bent om moeilijke keuzes te maken. Door een veilige jeugd kun je onvoorbereid en extreem kwetsbaar zijn als het lot opeens anders blijkt te liggen. Vertel eens, wat zegt Guy hiervan?”
“O Cedric, Guy weet het niet eens! Ik weet niet hoe ik het hem moet vertellen. Je moest zijn ouders eens zien. Ze zijn heel voornaam en ouderwets. Ze zullen een bruid nooit in de familie opnemen als ze…nou ja, onwettig is.” Ze had het gevoel dat haar keel werd dichtgeknepen toen ze het woord zei.
“Goeie god!” Tot haar afgrijzen begon Cedric te lachen. “De halve Franse aristocratie is er aan de verkeerde kant van de lakens uitgekomen. Je kunt dit niet geheim houden voor Guy. Het is te belangrijk voor je.”
Solange wendde zich af. Ze pakte het pakje van haar moeder en verbrak het zegel. Er zat een vierkante, zwarderen doos in met op het deksel de initialen RDK in gouden letters. Ze opende de doos. Het gezicht van een man staarde haar vanaf een oude foto aan. Hij was knap, een beetje streng, bijna bedachtzaam, maar zijn gelaatstrekken waren mooi. Het spel van licht en schaduw benadrukte de gladde wangen, het hoge voorhoofd, het donkere, glanzende haar en de zware wenkbrauwen. Zijn intelligente ogen staarden haar koel en direct aan. Zijn mond was breed en zijn lippen duidelijk gevormd. Fijne lijntjes bij zijn mondhoeken deden vermoeden dat hij kon lachen.
Solange haalde de foto uit de doos. Achterop stond iets in haar moeders handschrift: “Richard in Ierland, 1941.” Eronder lagen nog meer foto’s. Op een ervan stond Richard in een landelijke omgeving die Solange niet herkende. Hij was lang en zijn houding was elegant en vol zelfvertrouwen. Ze bekeek nog twee foto’s, een die was genomen op de oever van de Seine, de tweede in de tuin van het huis van haar grootmoeder aan Avenue Mozart in Parijs. Hij zag er dun uit en had een arm in een mitella. Ze pakte de foto en draaide hem om, maar er stond niets op de achterkant. In de lederen doos zag ze verder een foto van haar moeder, een stralende schoonheid. Haar haar glansde in het zonlicht en hing losjes om haar lachende gezicht. Ze keek naar Richard Kirwan, en haar vreugde was niet slechts zichtbaar maar eiste ook te worden herkend. Hij keek terug naar haar met een tedere blik in zijn ogen en had zijn arm om haar tengere schouders geslagen. Solange gaf de foto’s met betraande ogen aan Cedric.
Er waren nog een aantal foto’s van Richard Kirwan en Celine de Valnay. Maar de man was veranderd. Zijn gezicht was uitgemergeld en zijn ogen leken bijna te verdwijnen in hun kassen. Er was iets mis met zijn kaak—die hing scheef, waardoor zijn mond schuin leek te staan. Op een van de foto’s had hij een kaalgeschoren hoofd. De kleren die hij droeg, zagen er niet meer duur of op maat gemaakt uit en hingen los om zijn lichaam. Het was een choquerend contrast met de beelden van de nonchalant knappe man die ze even tevoren had bekeken.
“Waarom ziet hij er zo anders uit, Cedric?”
“Aan het eind van de oorlog was hij heel ziek. Hij had vreselijke verwondingen opgelopen. Ik weet zeker dat je grootmoeder daar alles van weet.”
Solange was bij de laatste foto aangekomen. Celine de Valnay droeg een zomerse bloemetjesjurk. Om haar smalle middel zat een dunne riem, en haar jurk stond wijduit, alsof ze net rondjes had gedraaid. In haar armen hield ze een klein kind dat een jurkje van or-gandie droeg met ingewikkeld smokwerk. Richard Kirwan leunde voorover en raakte de wang van het kleine meisje aan.
“Ze heeft dat jurkje altijd bewaard.” Solange staarde naar de foto. “Ik heb het ooit in de la van een oude hutkoffer op zolder zien liggen. Het zal er wel nog steeds liggen.” Haar handen trilden. “Mijn god, Cedric, ze heeft me zelfs aan hem laten zien. Waar kan dit zijn geweest? En waar had ze die arme papa gelaten?”
Er waren geen foto’s meer. Aan een van de foto’s zat een briefje vast, in een handschrift dat Solange nog nooit had gezien.
Mijn lieveling,
Ze is goddelijk, echt een schoonheid. Je zult nooit uit mijn hart of mijn gedachten zijn. Ik hou van je. Ik zal altijd van je houden en aan je denken, en voor jullie beiden zorgen. R.
Vloeipapier ritselde onder Solanges trillende handen, terwijl haar tranen vlekken maakten op het fragiele oppervlak. Onder de dunne laagjes vond ze een medaille in een met fluweel bekleed doosje. Het groen met rood gestreepte lint was niet van kleur verschoten, en er lag nog steeds een doffe glans op het metaal. Eronder stond vermeld hoe dapper Richard Kirwan was geweest, waardoor hij het Croix de Guerrehad ontvangen voor zijn diensten aan Frankrijk. Het was ondertekend door de president en droeg zijn zegel. Er was nog een foto. In het midden van een versierd podium stond Richard Kirwan in de houding, omgeven door een aantal plechtige ambtenaren, terwijl de medaille op zijn jasje werd gespeld. Het briefje dat eraan vastzat was kort.
Parijs, 1947
Lieve Celine,
Dit is voor jou en alleen voor jou. Je hebt me mijn leven gegeven. Je bent mijn leven. Je zult altijd mijn leven zijn, mijn inspiratie, mijn liefde. Ik zal je nooit vergeten. Ik ben voor altijd dicht bij je.
Richard
Solange kon zich niet bewegen. Na een paar ogenblikken droogde ze haar ogen en boog zich naar Cedric toe om hem aan te kijken. “Cedric, mijn moeder en Richard Kirwan zijn dood. Wat ze ook hebben gedaan, niets kan ze nu nog raken.”
Ze zweeg. Haar moed dreigde haar in de steek te laten nu ze de bewijzen zag waarnaar ze had gezocht. Toen rechtte ze haar rug en sprak haar vraag vastberaden uit. “Maar papa, die mijn hele leven mijn vader is geweest, die van me hield en me aanmoedigde, die mijn moeder aanbad en vertrouwde…Weet papa dat ik zijn dochter niet ben? Zeg eens eerlijk, Cedric, heeft hij het altijd geweten?”
Haar lichaam was gespannen en pijnlijk, haar gezicht was dicht bij het zijne. Ze greep de armleuningen van zijn stoel, en schudde hem zacht heen en weer. Cedric Swann schudde zijn hoofd. “Het spijt me, Solange, maar ik weet het antwoord op die vraag niet. Ik weet het gewoon niet.”