Parijs, 1942
Celine rolde haar stethoscoop op en legde hem in haar dokterstas. In het felle licht zag ze er verzwakt en vermoeid uit. Toen ze de zie-kenzaal verliet, keek de dienstdoende verpleegster even op en zei haar gedag. Aan het eind van de gang keek Celine snel over haar schouder. Er was niemand te zien. Ze glipte de voorraadkamer in waar de medicijnen werden bewaard, maakte wat ruimte vrij op het werkblad en opende laden en kastdeurtjes. Spalken, verband en gaas, hechtdraad en desinfecterende middelen, naalden en spuiten lagen al snel in een net stapeltje op de tafel. Ze pakte haar sleutels en maakte de kast open waarin de medicijnen lagen die alleen op recept werden verstrekt.
“Morfine. Dat kan die arme stakker wel gebruiken.” Ze bekeek het beperkte scala aan pijnstillende middelen en maakte een keuze. Het register lag op het werkblad en ze tekende voor elk medicijn voordat ze de kastdeur weer sloot. Gisteravond had ze haar tas van een dubbele bodem voorzien. De Duitsers hielden op straat vaak mensen aan en bevalen hen de inhoud van hun tas of mand te laten zien. Een overijverige soldaat kon heel wat herrie schoppen vanwege haar kleine stapeltje medicijnen, of die zelfs in beslag nemen. Ze legde de valse bodem boven op de medicijnen en stapelde haar andere spulletjes op in haar tas. Net toen ze het slot vastklikte, vloog de deur open. Ze schrok op.
“Celine, ik dacht dat je al naar huis was. Je ziet eruit alsof je wel wat rust kunt gebruiken.” Dokter Duras, een van de specialisten, keek haar glimlachend aan. “Wat doe je hier? De voorraad morfine plunderen?”
“Ik heb net getekend voor wat verband en een paar pijnstillers.” Ze vroeg zich af of hij kon horen dat haar stem gespannen klonk. “Mijn moeder is vanmiddag gevallen en moet verbonden worden, of misschien wel gehecht. Gelukkig is het niet zo erg en kan ik het thuis doen.”
“Nou, ik ben blij dat het niet al te ernstig is. Doe Charlotte de groeten. Ze is de laatste tijd niet komen bridgen. Zeg maar dat we haar missen. En zorg dat je voor de avondklok binnen bent, we hebben al zo weinig dokters.”
“Goedenavond, dokter Duras.”
Ze fietste weg van het ziekenhuis en genoot van de frisse lucht na de klinische geurtjes van de ziekenzalen. Er was niet veel verkeer op straat, zelfs niet in Avenue Paul Doumer. De Duitsers kuierden liever over de Champs Elysées en bezochten de bekende winkels en restaurants. Nadat ze in Avenue Mozart had aangebeld, verscheen Louise, die de fiets mee naar binnen nam en haar iets te eten aanbood.
“Nee, dank je, Louise. Ik heb weinig tijd, maar ik wilde mama even zien. Is ze boven?”
“Ja, op haar slaapkamer. Volgens mij voelt ze zich niet lekker. Ze heeft haar lunchafspraak afgezegd en is de hele dag nog niet beneden geweest. Het is goed dat u hier bent, dat is het beste medicijn. O, juffrouw Celine, wat zijn het toch barre tijden. Leefde uw vader nog maar, dan had hij voor haar kunnen zorgen.” Louise vervolgde op opzettelijk langzame toon: “Alles is op dit moment gevaarlijk, juffrouw Celine. Uw moeder moet op haar hoede zijn, en erg, erg voorzichtig.”
Toen Celine de trap opliep, vroeg ze zich af of Louise iets met haar opmerking had bedoeld. Charlotte zat op de bank in haar slaapkamer, even beheerst als altijd. Ze leek jonger dan haar achtenveertig jaar toen ze opkeek van haar boek, een zachte wang aanbood en naar haar dochter glimlachte.
“Hij slaapt. Hij heeft geen goede nacht gehad, dus ik heb hem een paar van je pijnstillers gegeven en ben bij hem blijven zitten, in de hoop dat het zou helpen. Hij heeft wat soep en brood gegeten, maar hij kreeg de warme melk en de eieren niet weg. Wanneer hij weer beter is, zal hij er spijt van hebben dat hij die kostbare heerlijkheden heeft geweigerd. Hij is erg zwak, Celine.”
“Nu hij toch slaapt, mama, kun je me vertellen hoe je hierbij betrokken bent geraakt.”
“Liefje, de eerste regel bij dit soort ondernemingen luidt: vertel niemand iets, want ze kunnen ooit worden ondervraagd. Hoe minder iemand weet, des te veiliger het voor hem of haar is. Jij hoeft alleen maar de juiste medicijnen mee te nemen.”
“Moeder, ik wil met je meedoen.” Celine ging tegenover haar moeder zitten. “Ik ben arts, ik kan deze mensen helpen.”
Charlotte de Savoie stond op en wendde zich af, zoals ze altijd deed wanneer ze een ongewenst gesprek wilde beëindigen. Ze deed een klein kastje open en haalde een fles cognac te voorschijn. “Celine, liefje, je zorgt elke dag voor mensen die vanwege de bezetting ziek, gewond of hongerig zijn. Je moet in deze oorlog arts zijn. Dat is genoeg.”
“O hemel, mama, we kunnen niet eens gaan wandelen zonder over onze schouders te kijken, voor het geval we worden aangehouden. We kunnen niet door onze dorpen en steden rijden omdat er geen benzine is voor onze auto’s. We hebben gebrek aan voedsel in een land dat zoveel boeren telt. We leven voortdurend in angst. Ik wil meer doen dan een paar mensen in het ziekenhuis een aspirientje geven. Ik wil meer doen dan dat.”
Charlotte streek met een geruststellend gebaar over het haar van haar dochter en stopte een paar losgeraakte lokken terug op hun plaats. Maar Celine duwde de hand van haar moeder ongeduldig opzij. “In de afgelopen maanden zijn er heel veel mensen verdwenen. Dat weet je ook.” Celine wilde zich niet in een hoek laten zetten. “En kijk eens hoe het de joden vergaat. De Duitsers hebben er duizenden opgepakt en ze onder vreselijke omstandigheden in de Vélodrome d’Hiver vastgezet, zonder goed eten of sanitaire voorzieningen. Naar het schijnt worden ze overgebracht naar gevangen-kampen in Duitsland. Ik wil meer doen dan voor de gewone ziekenhuispatiënten zorgen en rekening houden met belachelijke Duitse waanideeën over besmettelijke ziekten. Ik moet vechten, mama, net als jij, en je moet me vertellen hoe.”
“Nou, laten we dan eerst maar kijken naar de kwestie die we hier bij de hand hebben.”
Charlotte hoorde een geluid en liep naar de klerenkast. Celine pakte haar tas en liep achter haar moeder aan. De man lag onder de dekens, en Celine zag dat hij in de oude ochtendjas van haar vader was gewikkeld. Toen hij haar voetstappen hoorde, opende hij moeizaam zijn ogen. Zijn gezicht was opgezwollen en zat onder de blauwe plekken. Hij tilde zijn linkerarm op en pakte haar hand vast. Ze legde haar vingers op zijn pols, voelde zijn polsslag en raakte zijn voorhoofd aan.
“Ik zal je nog wat medicijnen en nog een injectie geven,” zei ze zacht. “Ik moet de kogel uit je schouder halen en je daarna verbinden. Het kan zijn dat er botten zijn verbrijzeld. Het zal een tijdje erg veel pijn doen, maar de morfine helpt wel. Begrijp je wat ik zeg?”
Hij knikte langzaam. Zijn ademhaling was onregelmatig en zijn vlekkerige, gekneusde gezicht zag rood van de koorts. Ze pakte een stukje gaas, doopte het in de verkoelende alcohol en wreef ermee over zijn gezicht.
“Je hoofd moet ook worden gehecht, deze wond is ontstoken. Je zult een aantal weken niet veel kunnen doen, ben ik bang.” Ze werkte snel; nog geen paar minuten nadat ze haar spullen had uitgepakt, was ze al druk bezig.
De man kreunde af en toe, maar de zweetdruppels op zijn gezicht en een gebalde vuist waren de enige tekenen dat hij pijn leed. Toen het achter de rug was, verbond ze hem voorzichtig. Ze legde een dik verband op de schotwond. Zijn diepe wonden waren schoongemaakt en gehecht. Zijn gezwollen pols werd door een strak verband op zijn plaats gehouden. De morfine had zijn werk gedaan en hij leek tussen slaap en een vaag bewustzijn te zweven, maar even later hoorde Celine een geluid. Ze wendde zich weer tot haar patiënt en legde hem recht op zijn matras.
Ze zweefde als in een waas door zijn bewustzijn, als een visioen dat was omgeven door licht, met een bezorgd, teder gezicht en vaardige, maar zachte handen. Ze veegde het zweet van zijn gezicht en raakte zachtjes zijn wangen en zijn donkere wenkbrauwen aan. Hij fluisterde tegen haar in het Frans, aarzelend, met droge mond.
“Celine. Duizendmaal dank voor je moed. Jij en je moeder zijn de ware helden van Frankrijk.”
Ze legde nog een deken over hem heen, geroerd omdat hij probeerde te praten.
“Als hij hier zo blijft liggen, zal hij het snel koud krijgen, mama, en hij zal erg stijf worden. Morgen moeten we hem overeind zien te helpen en moet hij een stukje lopen. Wanneer iedereen naar bed is, kan hij misschien even in je stoel zitten, met een paar dekens om zich heen. Als hij zich sterk genoeg voelt.” Ze keek hem aan. “Begrijp je wat ik zeg?”
Hij knikte bijna onmerkbaar, met zijn ogen dicht. “De letters, de kristallen…” Zijn stem klonk droog en schurend, en hij probeerde zijn lippen af te likken. “Dringend. Voor de drukkerij.”
Het praten kostte hem zoveel moeite dat hij haar arm stevig vastgreep, zo stevig dat het pijn deed. Celine keek haar moeder aan. “Waar heeft hij het over? Welke letters?”
“Hij had spullen voor een drukkerij en radio’s bij zich die moeten worden bezorgd. Ik probeer het voor hem te regelen, maar mijn contactpersoon heeft vanwege de Duitse patrouilles zijn oude adres verlaten. Vlak voordat jij vanavond aankwam, heb ik het nieuwe adres gekregen. Ik zal een koerier laten komen. De man die vroeger altijd kwam, is dood, Celine. Hij werd gedood bij dezelfde gelegenheid als waarbij deze man gewond raakte.”
“Een koerier? Doe niet zo gek, mama, je moet voorkomen dat dit huis de aandacht trekt. Ik zal wel voor koerier spelen. Geef me die spullen maar, dan bezorg ik ze nu meteen, op de fiets. Ik kan alles in mijn dokterstas verstoppen. Ik heb er gisteravond een dubbele bodem in gemaakt. Er is plaats genoeg, zelfs met het verband erbij.”
“Nee, Celine. Binnen een uur kan ik iemand vinden die gewend is dit soort dingen te doen. Ik wil niet dat je hier nog verder bij betrokken raakt.”
“Mama, geef me de spullen die hij bij zich had. Niemand kan me tegenhouden. Ik ben arts, dat is de perfecte dekmantel voor dit soort dingen.”
“Celine, dit kun je niet doen. Je moet je erbuiten houden.”
“In godsnaam, zeg waar ik heen moet. Er zit waarschijnlijk al dagen iemand op die spullen te wachten.”
“Al sinds hij hier is gekomen. Hij kwam aan land om de spullen over te dragen en twee mensen mee te nemen. Maar de Duitsers zaten hem op te wachten. Twee mensen uit zijn groepje werden gevangengenomen en zeker een van hen werd gedood. Hij heeft letters voor een drukpers en reserveonderdelen voor een radio bij zich. En geld, er is heel wat contant geld.”
Celine had haar tas al geopend en legde snel haar spullen anders neer. Haar moeder liep naar de patiënt toe en knielde naast hem neer.
“Ze neemt alles mee, Richard. Celine bezorgt alles bij Achille en zijn vrienden. Moge God ons bijstaan.” Charlotte deed de laatjes van haar armoireopen en gaf haar dochter verschillende pakjes.
“Breng deze naar Rue de Grenelle. Hier is het nummer. Daar wacht een jongeman met de schuilnaam Achille. Je hoeft alleen maar te zeggen: “Ik kom de bittere sinaasappels ophalen.” Als het Achille is, zal hij zeggen: “Die zijn alleen maar goed voor marmela-de.” Geef hem de pakjes en ga weg zodra hij dat zegt. Kom hier vanavond niet meer terug, maar bel me als je thuis bent.”
Hun omhelzing was kort, maar Celine was zich nog nooit zo bewust geweest van haar gevoelens voor haar moeder als op dat moment. Ze werden verenigd door hun angsten, trots, hoop en vastberadenheid, en door hun liefde. Even later fietste ze de Parijse avond in en was ze verdwenen.