Parijs, 1942
Celine wierp een laatste, tevreden blik op haar spiegelbeeld. Ze was bijna klaar voor hem. Ze had de vorm van haar mond met een dieprode lippenstift benadrukt en pakte een klein hoedje van donkerblauw fluweel. Haar jurk had een iets lichtere kleur blauw, en de zachte crêpe volgde de lijnen van haar figuurtje en vloeide mee met haar bewegingen. De bel ging, en ze glimlachte. Hij was altijd op tijd, Henri de Valnay; hij scheen alle obstakels, zelfs het weer en gebrek aan vervoer, moeiteloos te kunnen overwinnen.
Henri kuste haar vluchtig op beide wangen, gaf haar een boeket rozen en nam haar aanbod van een aperitief meteen aan. Hij deed zijn hoed af en legde die op de salontafel. Toen nestelde hij zich gemakkelijk op de bank voor de open ramen.
Henri was een vooraanstaand wijnhandelaar en voorzag de familie De Savoie al vele jaren van de allerbeste wijn, champagne en cognac. Celine was niet de eerste ambitieuze jongedame die hij had leren kennen, maar toen hij haar tijdens een van de soirees van Charlotte de Savoie had ontmoet, was hij onder de indruk geraakt van haar nuchtere kijk op allerlei zaken. Hij was getroffen door haar zachtmoedige uitstraling die van zowel toewijding als medeleven getuigde. Tijdens hun eerste avond samen had hij haar in de ogen gekeken en beseft dat hij verloren was. Maar hij wist ook dat ze geen gebrek aan aanbidders had en dat hij, als hij deze betoverende prijs wilde verdienen, het rustig aan moest doen en al zijn geduld en vaardigheden moest aanwenden.
“Ik heb een restaurant uitgezocht dat een paar straten verderop ligt,” zei hij. Hij hief zijn glas in een stille heildronk op een intiemere band.
“Prachtig. Als het hier in de buurt ligt, zit het in ieder geval niet vol met Duitsers en hun meisjes van plezier. Ik zou willen dat ik wist hoe we ze helemaal uit de restaurantjes konden weren.”
“Je ziet er beeldschoon uit, Celine, alsof je een maand op vakantie bent geweest.” Henri keek haar onderzoekend aan. “En is vanavond iets met je, er zit een extra sprankje opwinding in je. Alsof je een geheim hebt, of de loterij hebt gewonnen en het tegen niemand wilt zeggen. Maar misschien komt het gewoon door mijn aangename gezelschap?”
Ze glimlachte, maar zijn opmerkzaamheid maakte haar nerveus. Hij kon niet weten dat ze inderdaad een nieuw, opwindend gevoel had, een scherpte in haar blik die bedwelmend was. De komst van een voortvluchtige naar het huis van haar moeder en haar bijdrage aan de strijd tegen de Duitse bezetting hadden haar het gevoel gegeven dat ze een doel had en zich nuttig kon maken, en dat was iets wat ze nog niet eerder had ervaren, ‘s-Nachts had ze al ettelijke malen over Richard Kirwan gedroomd.
Henri babbelde onbekommerd over de gebeurtenissen in de stad, de nieuwe films, de roddels van Parijs. Ze hadden dezelfde smaak waar het boeken en muziek betrof, en ze hield vooral van zijn gevoel voor humor. Maar ondanks al hun gedeelde interesses was er ook iets wat Celine zorgen baarde, namelijk het feit dat hij het nooit over de problemen van de oorlog had. Hij leek altijd zorgeloos en praatte met haar over een mooi boek dat hij had ontdekt of een boeiende of grappige ontmoeting, maar nooit over de bezetting van zijn land. Het was alsof hij helemaal niet had gemerkt dat een vreemde mogendheid Frankrijk was binnengevallen. Hij verkocht dure wijnen aan hooggeplaatste Duitse officieren en aan de restaurants die door hen werden bezocht, en zijn groeiende rijkdom en succes in deze moeilijke tijden gaven Celine weleens een ongemakkelijk gevoel. Ze had geprobeerd er met haar moeder over te praten, maar tot haar verbazing had Charlotte de Savoie haar wenkbrauwen een tikje opgetrokken en Henri verdedigd.
“Tja, hij kan moeilijk in zijn appartement op het Ile-Saint-Louis gaan zitten verhongeren, liefje. En hij levert nog altijd veel meer aan Fransen dan aan Duitsers, hoor. Hij kan er niets aan doen dat hij rijk en succesvol is, Celine.”
Het restaurant zat vol en op het terras zaten mensen aan kleine tafeltjes te genieten van een aperitief of een kop koffie, terwijl er ook gasten zaten te wachten aan de lange bar die vol geslepen glazen en flessen stond. In deze oase van plezier was geen spoor van oorlog of ellende te bekennen. Ondanks de chronische tekorten werden ze omringd door de geuren van een goede keuken, en obers haastten zich naar tafels met schalen die er elke seconde aanlokkelijker gingen uitzien. Aan een van de tafels zat Celine te stralen in het licht van de kaarsen. Ze boog zich voorover, zodat ze hem boven het gekletter van de borden en het gemurmel van de gesprekken uit kon horen.
“Ik kan niet geloven dat we zo goed hebben gegeten,” zei ze. Haar mond was vochtig en op haar lippen waren de sporen van bessen te zien. “Ik heb al zo lang geen goed stuk vlees of een vers ei of boter meer gegeten. Het was geweldig, Henri. Het zou hypocriet zijn als ik vanavond kritiek zou hebben op degenen die van de zwarte markt profiteren.”
Hij zette zijn glas neer en keek haar aan. Zijn hart bonsde hevig. “Celine, je weet dat ik verliefd op je ben.” Hij pakte haar hand. “Ik ben bang dat je zomaar zult verdwijnen als ik je niet aanraak, en dan zal ik nooit weten of ik je echt heb gezien.”
Ze keek hem aan, met haar hoofd een tikje scheef. Haar lippen weken iets uiteen. Ze hield van zijn hoekige gezicht, van zijn kalme grijze ogen met hun enigszins beschroomde blik, van zijn mond met zijn belofte van humor en vriendelijkheid en van zijn dikke bruine haar boven zijn brede voorhoofd. Hij was niet knap, maar ze keek graag naar hem. Hij had een warme uitstraling die verried dat je met hem kon lachen.
“Laten we niet te hard van stapel lopen,” zei ze. “Ik vind het fijn om bij je te zijn. Maar ik ben nog maar net afgestudeerd, en ik kan nu nog niet bepalen wat ik met mijn tijd en mijn leven wil doen. Misschien zou je wel genoeg krijgen van een meisje dat voortdurend dienst heeft en vaak met moeite wakker kan blijven omdat ze te lang heeft gewerkt.”
“O, als ik zou weten dat het niet voor eeuwig zou zijn, zou ik daar best mee kunnen leven. In de tussentijd kun je me misschien uit mijn lijden verlossen door me te vertellen dat er geen andere man in je leven is.”
“Er is geen andere man in mijn leven.” Ze keek hem nog steeds glimlachend aan en had haar hand niet uit de zijne getrokken. Maar terwijl ze die woorden sprak, dook er in haar gedachten ongevraagd het beeld op van een andere man die haar hand vasthield, een man met blauwe ogen en donker haar, die haar aanstaarde vanaf zijn geïmproviseerde bed, die tegen haar fluisterde, die haar bedankte omdat ze zijn leven had gered.
“Laten we onze koffie opdrinken en dan ergens gaan dansen en nog een cognacje drinken. Zou je dat leuk vinden, Celine?”
Tot zijn teleurstelling schudde ze haar hoofd.
“Dat zal vanavond niet gaan. Ik heb mama beloofd dat ik na het eten nog even bij haar langs zou gaan. Ze voelt zich niet goed. De laatste tijd ben ik er bijna elke dag.”
“Dan ga ik met je mee. Ik wil Charlotte graag weer eens zien, en misschien kunnen we ergens onderweg bloemen voor haar halen.”
“Dat is lief. Maar om de een of andere reden is ze erg moe, en ik blijf niet lang. Trouwens, ik wil ruim voor de avondklok thuis zijn, want anders moet ik morgenochtend snel naar huis voordat ik naar het ziekenhuis ga. Zie je wel? Ik zei het toch.”
Ze liepen samen naar het begin van Avenue Mozart, waar hij met tegenzin afscheid van haar nam. Hij hield haar handen in de zijne en kuste zachtjes haar polsen en handpalmen. Toen hief hij haar gezicht op en kuste haar mond. Ze stond stil, met haar ogen gesloten. Hij kuste haar weer en voelde haar wijkende lippen, haar adem die zoet was van de wijn. Zijn tong proefde haar en vond haar zachtheid, en haar armen gleden om zijn nek toen ze zich naar hem toe boog en haar prachtige, weelderige vormen tegen zijn lichaam drukte. Even later trok ze zich blozend en lachend van hem terug.
“Goedenavond, monsieur De Valnay. Je kunt maar beter hopen dat moeder niet voor het raam staat te kijken, want dan zal ze je misschien wel willen uithoren over je plannen met mij.”
“Mijn plan is dat je hopeloos en hartstochtelijk verliefd op me wordt, Celine. Dat is misschien niet erg subtiel, maar wel duidelijk.”
“Slaap lekker, Henri. Bedankt voor het heerlijke eten, voor de rozen, voor alles.”
In zichzelf neuriënd en een tikje aangeschoten belde ze bij haar moeder aan. André, de oudere butler, deed open. Op zijn gezicht verscheen een glimlach.
“Madame is boven,” zei hij. “Ik zal haar laten weten dat u er bent, juffrouw Celine. Wilt u misschien koffie of thee?”
“Nee, André, dank je. Ik ga direct naar boven.” Celine liep de trap op.
“Juffrouw Celine, kan ik u misschien even spreken?”
Celine bleef staan en keek naar beneden. André stond met een ernstig gezicht onder aan de trap. “Ik hoop niet dat u me te vrijpostig vindt, maar Louise en ik maken ons zorgen over madame De Sa-voie. Ze zit de hele tijd boven op haar kamer en is erg vermoeid. Ik denk dat u madame moet laten weten dat ze niet in haar eentje voor haar…” Hij aarzelde even. “…voor haar ‘gast’ hoeft te zorgen. We willen haar graag helpen, Louise en ik.”
Celine bleef geschrokken staan. Ze wilde antwoord geven, maar ze had geen idee wat ze moest zeggen.
“Dit zijn vreselijke tijden voor Frankrijk. Het land is verslagen en vernederd. We mogen deze barbaren niet de baas laten worden, want dan hebben we geen toekomst meer. Dan hebben onze kinderen en onze kleinkinderen geen toekomst meer, en ons land evenmin. We willen madame De Savoie helpen. We willen vechten. Ze hoeft zich geen zorgen te maken over onze loyaliteit.”
“André, madame heeft zich nooit zorgen gemaakt over jullie loyaliteit.” Celine liep terug naar de hal en legde haar hand op zijn arm. “Maar ze vreesde voor jou en Louise. Ze wil jullie niet in gevaar brengen.”
“We kunnen niet zwijgend toekijken hoe Frankrijk wordt vernietigd. Er zijn al twee miljoen van onze jongemannen weggevoerd. Ze zijn gevangenen en slaven. Alleen God weet of ze ooit zullen terugkeren. We moeten vechten voor het behoud van onze waardigheid.”
Charlotte was bijzonder ontroerd door Andrés boodschap. Ze keek naar Richard Kirwan, die in een leunstoel zat. Hij was bleek en zwijgzaam, maar herstelde al.
“Het was waarschijnlijk dom om te denken dat ze het niet zouden merken,” zei ze. “In zekere zin is het een opluchting. Nu kan Richard in ieder geval rondlopen en hoeft hij niet langer te fluisteren.”
“Ik denk dat het tijd wordt om te vertrekken,” zei hij. “Ik ben hier nu al meer dan een maand, en ik ben nu sterk genoeg om verder te gaan. Ik kan vast wel ergens anders logeren terwijl Achille een manier bedenkt om me het land uit te krijgen.”
“Het duurt nog wel even voordat je volledig bent hersteld, Ri-chard.” Celine klonk beslist, maar ze glimlachte naar hem. “Maar het is inderdaad hoog tijd dat je een keer naar buiten gaat. Je ziet er vreselijk uit. Beangstigend zelfs. Ik kan mijn patiënten niet ontslaan als ze er zo uitzien. Dat zou slecht zijn voor de goede naam die ik aan het opbouwen ben!”
Hij glimlachte terug. Het licht dat even in zijn ogen blonk, veranderde zijn uitgemergelde gezicht. Twee weken geleden had Char-lotte hem verteld dat Daniel Nazarre dood was, dat zijn vrienden Stefan en Leah door de Gestapo waren opgepakt en dat zijn zwager zwaargewond aan boord van zijn boot was gebracht. Dankzij een contactpersoon in Londen had Achille in ieder geval een bericht aan Helena kunnen sturen om te bevestigen dat haar man nog leefde, maar dat wist Richard nog niet.
Richard sloeg Celine gade terwijl ze zijn polsslag controleerde, zijn temperatuur opnam en zijn gewonde arm onderzocht. Haar haar glansde in het lamplicht en haar ogen straalden, alsof ze—wat? Bij haar minnaar was geweest, misschien? Hij hoopte maar dat die man zo’n moedige, beeldschone vrouw waard was. Hij dacht aan Helena en voelde een steek van pijn toen hij zich haar doodsangsten voorstelde. Ze was vast radeloos. Ze was zo kwetsbaar.
“Wat is er? Heb je ergens pijn?” vroeg Celine hem.
“Als de boot Ierland heeft bereikt, zonder mij aan boord, maakt Helena zich vast vreselijk ongerust omdat ze niet weet wat er met me is gebeurd, of met de mensen die we mee hadden moeten nemen. Het knaagt aan me. Ik zou willen dat ze wist dat ik in veiligheid ben.”
“Nou, ‘veiligheid’ is misschien niet helemaal het juiste woord.” Celine trok spottend haar wenkbrauwen op. “Maar Achille heeft haar via Londen een bericht kunnen sturen. En we zullen er nog een sturen wanneer we de datum van je vertrek weten. In de tussentijd lijkt het me verstandig als Richard weer eens gewone kleren aantrekt, mama, een overhemd en een jasje. Het wordt zelfs tijd dat onze voortvluchtige eens een frisse neus gaat halen. Ik wil hem morgenmiddag graag mee naar buiten nemen.”
“Je kunt niet zomaar de straat opgaan met een buitenlander die wordt gezocht, alleen maar omdat hij wat zon nodig heeft.”
“Natuurlijk kan ik met hem de straat op. Hij spreekt uitstekend Frans en kan gemakkelijk voor een Fransman doorgaan.”
“Ik weet het niet, Celine. Het is riskant. Je moet o zo voorzichtig zijn.”
“Trouwens, Richard, ik heb een verrassing voor je,” zei Celine, haar moeder negerend. “Iemand uit ons groepje heeft een identiteitsbewijs en een bonnenkaart voor je gemaakt, zodat je de stad in kunt gaan en iets kunt kopen.”
Ze deed haar tas open en haalde de papieren eruit. Hij bekeek de vervalste documenten aandachtig en glimlachte toen hij de sprekende gelijkenis op het identiteitsbewijs zag.
“Van nu af aan heet je monsieur Emile Vallon. Je komt uit Sète in het zuiden en bent op bezoek in Parijs. Hier staan alle gegevens over je familie. Leer ze uit je hoofd en zorg ervoor dat je verhaal klopt, voor het geval je wordt aangehouden.” Celine wendde zich tot haar moeder en genoot van Charlottes verbazing. “We kunnen hem wat kleren van vader aantrekken en een wandelingetje met hem gaan maken.”
“Je moet uit de buurt blijven van de plekken waar je gewoonlijk komt,” zei Charlotte waarschuwend. “Vermijd straten of cafés waar je altijd heen gaat. En je moet tegen elke prijs zien te voorkomen dat je je voormalige collega’s van de Sorbonne tegen het lijf loopt, Richard. Het kan heel gevaarlijk zijn als je contact met ze hebt. Maar Celine heeft gelijk. Je hebt een andere omgeving nodig.” Ze keek hem lange tijd met een koele, onderzoekende blik aan, waardoor hij het gevoel kreeg dat hij een klein jongetje was dat pas na een grondige inspectie naar buiten mocht. “Misschien moet je eens gaan nadenken over een ander uiterlijk. Wat dacht je van een andere haarkleur dan zwart? We zouden het bruin kunnen verven. Of misschien kun je een snor laten staan, of een baard. Maar voor nu heb ik een erg goed idee.”
Ze drukte op de bel die beneden in de keuken te horen was. Even later werd op de deur geklopt en kwam Louise binnen. Charlotte de Savoie pakte haar hand en leidde haar naar Richard. Haar blik was kalm en vast, haar stem onverstoorbaar.
“Louise, dit is monsieur Vallon, een neef uit Sète. Hij blijft een paar dagen bij ons logeren. Je mag me helpen hem tijdens zijn verblijf te verzorgen. Zou je misschien de logeerkamer voor hem in orde willen maken?”
“Dat doe ik meteen, madame. Welkom in Parijs, monsieur Vallon. Het is een eer u te ontmoeten. Als u iets nodig heeft, kunt u altijd bellen voor mij of André.” Louises mollige gezicht straalde van trots, maar ze was weg voordat hij antwoord kon geven.
Celine keek op haar horloge. “Ik moet ervandoor, mama. Ik wil ruim voor de avondklok thuis zijn.”
“Ik ga met je mee naar beneden, liefje. Ik denk dat ik even iets ga drinken in de salon. Richard, heb je misschien zin om me gezelschap te houden? We helpen je wel de trap af. Celine, waarom blijf je niet heel even? Het is bijna een feestelijke gelegenheid, toch?”
“De vogel verlaat zijn gouden kooitje.” Celine glimlachte toen ze de verrukte, verwachtingsvolle uitdrukking op Richards gezicht zag. “Ja, ik blijf nog even.”
Ze pakte haar patiënt bij de arm en merkte dat ze het fijn vond om hem steun te kunnen bieden. Toen ze de trap afliepen, voelde ze zich tevreden en opgelucht omdat hij zoveel vooruitgang had geboekt. “Kom, Richard, rustig aan. Je hebt je niet veel bewogen en één trap kan al erg vermoeiend zijn. Je zult nog versteld staan hoe zwak je benen zijn.”
“Uw kamer is klaar, monsieur Vallon. Ik hoop dat u lekker zult slapen na uw reis.” Louise was uit de logeerkamer te voorschijn gekomen. Ze keek hem net stralend aan toen de deurbel ging. Roerloos bleven ze op de marmeren trap staan. André verscheen in de hal en terwijl hij langzaam naar de voordeur liep, trok Celine aan Richards arm en nam hem terug naar haar moeders slaapkamer. Toen ze de deur sloot, hoorde ze André aankondigen: “Madame De Savoie, generaal Von Ströpper wil u graag spreken.”