Dublin, 1970
Een waterig licht schemerde door de halfopen gordijnen, en Eleanor draaide zich weg om haar gezicht in het kussen te begraven. Haar hoofd deed pijn, haar ogen staken, en het enige wat ze wilde was alles vergeten en weer gaan slapen. Het was weken geleden sinds ze een nacht had doorgeslapen. Ze verlangde ernaar Dublin, het huis, de stad, alles achter zich te laten. Het zou goed zijn om op het strand van Seal Bay te wandelen, de onstuimige westelijke lucht in te ademen en zich te laten doordringen van de eenzame rust in Con-nemara. James had gelijk gehad, ze moest ertussenuit. Hij had bijna altijd gelijk, ook al zei ze dat niet zo vaak tegen hem.
Nadat ze een snelle douche had genomen trok ze een warme broek, laarzen en een trui aan en pakte haar haarborstel, terwijl ze zichzelf in de spiegel bestudeerde. Een smal, bleek gezicht, een dikke bos ontembaar, zwart haar, enigszins zware wenkbrauwen boven opvallend blauwe ogen waaronder nu donkere wallen waren te zien, een rechte neus en een krachtige mond. Haar vaders gelaatstrekken staarden haar aan en Eleanor realiseerde zich met een schok hoeveel ze op hem leek. Lang en mager, met een enigszins peinzende blik in haar ogen. Ze had zich altijd onhandig gevoeld door haar lengte. Ze leek weinig op Helena, dacht ze spijtig, afgezien van het ontembare haar. Het feeërieke uiterlijk was geheel naar Elizabeth gegaan.
Ze deed haar best om haar haar in model te krijgen en liep daarna over de overloop naar de slaapkamer van haar ouders om een blik naar binnen te werpen. Helena lag ineengezakt op de kussens, maar haar ademhaling klonk rustig en ze was in diepe slaap. Seamus was nergens te bekennen. Eleanor sloot zachtjes de deur en liep de trap af. Ze dekte de tafel en liet een briefje achter om te zeggen dat ze een uurtje op de uitgeverij zou zijn. Ze moest een paar manuscripten ophalen die ze mee wilde nemen naar Connemara, en er waren wat dingen die ze met Gareth Duggan wilde bespreken. Hij was ‘s ochtends altijd heel vroeg op kantoor.
Kirwan Publishing stond internationaal bekend om zijn uitmuntende literaire boeken. De oprichter, Eleanors overgrootvader, had de scepter doorgegeven aan zijn oudste zoon. Jonathan en Do-rothea Kirwan hadden op hun beurt gehoopt dat hun eigen zoon hen zou opvolgen. Maar Richards grote liefde was altijd de wetenschap geweest, en zijn ouders hadden vol tevredenheid gezien hoe de jongeman zijn naam had gevestigd in de academische wereld. Sinds de dood van Richards ouders werd het bedrijf geleid door de oudste vennoot, Gareth Duggan.
Na haar afstuderen was Eleanor voor Gareth gaan werken als zijn assistente en ze was er trots op dat ze zich sindsdien geheel op eigen kracht naar boven had gewerkt, naar een positie waarin ze bij het nemen van beslissingen alleen hem boven zich had. Hij was al sinds haar jeugd een kennis van de familie geweest, vanaf het moment dat hij als pas afgestudeerde bij Kirwan Publishing was komen werken. In de loop van de tijd was hij ook een goede vriend van de familie geworden. Eleanor had hem een veeleisende maar inspirerende collega gevonden, met wie ze flink van mening kon verschillen, maar net zo goed diepe gesprekken kon voeren. Bovendien was hij een goede uitgever, intelligent en doortastend.
Gareth was een lange, slanke man met brede, gespierde schouders, die een beetje onhandig was, alsof hij niet goed wist wat hij moest doen met zijn lange ledematen en zijn grote handen. Hij keek de wereld in met zijn ver uit elkaar staande, doordringende ogen, en in zijn grote, vierkante gezicht stonden een enigszins scheve neus en een gulle, sympathieke mond. Zijn haar was een tikje te lang en bleef overeind staan wanneer hij er met zijn handen doorheen streek. Eleanor plaagde hem met de grijze haren bij zijn slapen.
Het was nog vroeg toen ze op Gareths deur klopte. Hij begroette haar met verse koffie die ze dankbaar dronk, gezeten op het randje van zijn bureau. De hoge stijlvolle ramen met de zijden gordijnen keken uit over Fitzwilliam Square. Verder was niets in de kamer ook maar enigszins formeel. Boeken en manuscripten lagen in hoge stapels op de planken, op Gareths bureau en overal op het tapijt, en elk stuk was voorzien van een gekleurd kaartje waarop hij uitgebreide opmerkingen had gekrabbeld. Eleanor keek naar hem met een blik vol genegenheid.
“Je ziet er wat ziekjes uit, Eleanor,” zei hij, terwijl hij op zijn zakken sloeg om zijn sigaretten en aansteker te zoeken. “Het is maar goed dat je naar de westkust gaat. Hoe gaat het met Helena?”
“Ze houdt zich goed, maar het scheelt niet veel. Ik ben zo blij dat Seamus terug is. Maar ik weet niet zeker of ik wel naar Connemara moet gaan.”
“Na alles wat er is gebeurd kun je wel een vakantie gebruiken.”
“Maar ik wilde deze week een afspraak maken met Eammon Kennedy. Wat hij over de situatie in het noorden schrijft, is echt goed, Gareth, en we moeten hem contracteren voordat een ander het doet. Hij heeft een reeks briljante essays gepubliceerd, tot aan de laatste splitsing van de IRA toe.” Ze wreef in haar handen en zweeg even. “Vlak voordat vader zo ziek werd, werkte hij aan een essay over de ontwikkeling van de verschillende unionistische en republikeinse paramilitaire groeperingen, dus die stukken kunnen me ook van dienst zijn.”
Nu ze Richards naam had laten vallen drong de kwestie rond zijn testament zich weer scherp aan haar op. In de dagen na de begrafenis en het lezen van het testament had Eleanor haar moeder gevraagd of ze alles aan Gareth wilde vertellen, maar Helena had geweigerd met hem of iemand anders te praten. Eleanor had tot haar wanhoop moeten wachten op de komst van haar oom, zonder er met iemand buiten de familie over te kunnen praten, omdat ze haar moeder niet wilde verraden. Ze had Gareth heel graag om advies willen vragen, maar het leek er nooit de juiste gelegenheid voor, en nu had ze geen tijd om het hele verhaal uit de doeken te doen. Ze wilde dat ze niet naar Connemara hoefde te gaan. Ze was te moe om naar de stille strijd van haar moeder te kijken en had het gevoel dat ze zich beter op haar achterstallige werk zou kunnen storten.
“Heb je me hier niet nodig?” Ze keek Garedi treurig aan.
Hij bestudeerde haar even, zich ervan bewust dat ze heen en weer werd getrokken tussen de familieplicht en haar verlangen om zich te begraven in haar werk en alles te vergeten. Hij wist dat ze nog iets wilde zeggen, maar hij wist niet hoe hij haar kon helpen het zwijgen te doorbreken dat de hele familie sinds de dood van Richard had omhuld.
“Je moeder heeft je harder nodig,” zei hij uiteindelijk. “Ze heeft geen gemakkelijk jaar gehad, jullie allemaal niet. En misschien heb je daar wat tijd voor jezelf, om de balans op te maken.”
“Je zou denken dat ik er inmiddels wel aan zou denken om steeds een zakdoek bij me te hebben.” Eleanor beet op haar lip en glimlachte door haar tranen heen. “Heb je een tissue of zo?”
Gareth trok iets uit zijn grote zakken wat eruitzag als een velletje papier. “Hij is gekreukt, maar schoon, dat beloof ik. Goed, droogje ogen en recht je rug. We zullen elkaar elke dag bellen, en ik hou je op de hoogte.”
“Dank je voor je bemoedigende woorden.” Ze ging op haar tenen staan om hem op zijn wang te kussen. “Wanneer ik terugkom, is er iets waarover ik met je wil spreken. Het is niet zakelijk—het gaat over vader en moeder. Je bent al zoveel jaren een goede vriend van ons, en nu weet ik niet eens of ik mijn ouders ooit goed heb begrepen. O, verdorie! Het spijt me.” Ze draaide zich om en begon haar papieren te verzamelen.
“Eleanor, jouw familie is me altijd dierbaar geweest.” Hij klonk ernstig. “Ik kan me niet voorstellen hoe ik en de kinderen Moira’s dood hadden kunnen verwerken zonder jullie steun. Je moeder is nu alleen. Ze heeft sterke, lieve mensen nodig, en jij bent een van de sterkste. Dat is wat er nu toe doet. Dat is het enige wat ertoe doet.”
“Maar ik voel me niet sterk! Ik heb er genoeg van het leven van anderen te moeten redden. Mijn eigen leven is een puinhoop. En hun leven is me te moeilijk.”
“Je rouwt. Dat is normaal.”
“Het is meer dan rouw. Veel meer.”
“Kijk me aan.” Hij omvatte haar gezicht met zijn grote handen. “Er is iets bij jullie thuis gebeurd sinds de dood van je vader, is dat het? Heeft het iets met Helena en Richard te maken?”
Ze knikte. Hij liet haar los, liep naar het raam en keek uit over het plein. “Ik realiseerde me al dat er iets heel erg mis was. Afgezien van de dood van je vader dan. Maar ik wilde me er niet mee bemoeien. En ja, Richard heeft in de loop van zijn leven heel wat moeten doorstaan. De oorlog en de periode erna hebben veel verwoest. Maar niet wat Richard en Helena samen hadden. Jij en James, Eliza-beth, jullie huis, dit alles.” Hij gebaarde naar de kamer. “Als je ouders moeilijkheden hadden, dan hebben ze die samen overwonnen, en ze hielden van jullie drieën. Dat weet ik zeker.”
“Ik weet het niet, Gareth. Ik weet het gewoon niet meer.”
“Ik weet dat je nodig bent in Connemara. Helena vertelde me ooit dat wanneer het niet goed ging, jij altijd haar rots in de branding was. Je moet ernaartoe gaan, voor haar.”
Er lag iets raadselachtigs in zijn uitdrukking, en gedurende een onbezonnen moment had Eleanor zin om haar armen uit te strekken en hem aan te raken, om zijn kracht en steun te voelen.
“Het verhaal is zo lang dat ik het nu niet kan vertellen. Maar wanneer je terugkomt, vertel ik je alles wat ik weet, ik beloof het. Maar nu moet je gaan. Ik bel je morgen in Connemara.”
Ze reed terug naar Killiney, zich afvragend wat Gareth haar precies ging vertellen bij haar terugkomst, en waarom hij juist de oorlog had genoemd.
Tijdens Eleanors afwezigheid had James monsieur Serge Bouvier van Descartes, Bouvier & Fils in Parijs gebeld. Na een lang gesprek draaide hij zich glimlachend om naar Elizabeth.
“Het is geregeld, Lizzie. Serge Bouvier behandelt de Arlenne-zaak in Parijs. Hij regelt een hotel voor ons en ontmoet ons aanstaande maandag op vliegveld Orly. Ik moet ‘s middags naar zijn kantoor, maar ik weet zeker dat je jezelf wel even kunt vermaken.”
“O, een uurtje of twee in mijn eentje in Parijs weet ik wel te besteden!”
“Ik heb hem verteld dat jij met me meekomt om wat literatuuronderzoek te doen voor je scriptie, misschien aan de Sorbonne.” James begon zich als een student te voelen die iets ondernam waarvoor hij beslist gestraft zou worden. “En het congres begint ook op maandag. We zijn uitgenodigd voor de openingsreceptie. Wat vind je ervan?”
“Ik zal de internationale advocatuur versteld doen staan van mijn stijl,” zei Elizabeth, zo zwoel mogelijk kijkend. “En wanneer vliegen we naar Parijs?”
“Ik ga nu boeken, en dan bel ik daarna Serge Bouvier om de aankomsttijd door te geven.”
“De aankomsttijd? Waar dan? En wie is Serge Bouvier?” Seamus stond in de deuropening.
Elizabeth wierp een blik op haar broer en James haalde zijn schouders op. “Nou ja, we gingen het je sowieso vertellen, Seamus,” zei hij. “Dan kunnen we het maar beter doen voordat Eleanor terugkomt.”
“Ik weet niet wat jullie van plan zijn, maar jullie zien er schuldig uit.” Seamus nam plaats in een grote fauteuil en keek zijn neef en nicht zonder te glimlachen aan. “Eleanor is geen dwaas en je moeder evenmin. Jullie boffen dat ze met hun gedachten elders zitten. Begrijp ik dat jullie ergens naartoe gaan zodra wij zijn vertrokken?”
“James en ik gaan volgende week naar Parijs om meer aan de weet te komen over die Solange. Hoe het allemaal is gebeurd.” Elizabeth probeerde innemend te glimlachen. “We moeten het doen, oom Seamus. Vanwege de brieven. We dachten dat we aan de Sor-bonne konden beginnen, waar vader vóór de oorlog was.”
“En we willen Eleanor er niet bij betrekken,” zei James. “Dus dachten we dat we…”
“Wacht eens even! Jullie gaan me veel te snel. Laten we bij het begin beginnen.” Seamus hief vol wanhoop zijn handen op.
“Echt Seamus, het is beter als moeder en Eleanor hier even niets van weten,” zei James. “Misschien ontdekken we niets. Ik weet zeker dat moeder je over het testament heeft verteld, en over de brieven van Solange de Valnay, die onze halfzus in Frankrijk zou zijn. Ik vermoed dat je hiervan weet, Seamus. En we willen meer weten. Dat moeten we.”
“Dus gaan jullie die Solange de Valnay zoeken en haar met jullie aanwezigheid confronteren?” Seamus fronste zijn wenkbrauwen.
“Nee, natuurlijk niet!” riep Elizabeth uit. “We verwachten helemaal niet dat we haar zien. Ze woont ergens in het zuiden van Frankrijk. Maar James moet voor zijn werk naar Parijs, en ik ga met hem mee om erachter te komen of we iets over vaders leven kunnen ontdekken voor…Nou ja, voor ons. Dit is een heel ander leven, Seamus. En als hij had gewild dat het geheim bleef, had hij haar niet in zijn testament vermeld, nietwaar?”
“Ik ben helemaal niet blij met deze onbezonnen actie.” Seamus keek hen ernstig aan. “Ik kan jullie er niet van weerhouden, maar ik vind het geen goed plan. En ik hoop dat jullie goed begrijpen dat het geen spel of avontuur is.”
“Natuurlijk beseffen we dat,” zei James op verzoenende toon.
Maar Seamus was opgestaan en had hun de rug toegekeerd. “Misschien wroeten jullie wel in heel pijnlijke of zelfs tragische gebeurtenissen in andermans leven, en kijken jullie naar een tijd die beter kan worden vergeten. Vergeet niet dat oorlog een spoor van verwoesting achter zich laat. In crisistijden zijn de zaken nooit zwart-wit, goed of slecht. Je moet in staat zijn datgene wat je vindt met compassie te interpreteren. Mij lijkt het beter als jullie dit onderzoek een tijdje uitstellen.”
Er verscheen een woedende uitdrukking op James’ gezicht, en Seamus realiseerde zich hoeveel hij op zijn vader leek. “Goed, James. Ik zeg niets. Maar ik waarschuw jullie, als Eleanor erachter komt dat jullie dit achter haar rug om doen, zal ze vreselijk gekwetst zijn. Ik heb haar sinds het uit raakte met Matthew niet meer zo kwetsbaar gezien.”
“Maak je geen zorgen!” Elizabeth omhelsde hem snel. “We zijn terug voordat ze ook maar weet dat we zijn weggeweest.”
“Nou ja, denk er nog eens goed over na.” Seamus liep naar de deur en draaide zich naar hen om. “En vergeet niet wat ik eerder heb gezegd. Jullie weten beiden niet hoe je kijk op zaken kan worden veranderd wanneer je dicht bij de dood leeft. Wees aardig voor je vader, en voor iedereen die erbij betrokken is! Wat ik jullie kwam vertellen is dat jullie moeder is opgestaan, en dat ze naar Connemara wil vertrekken zodra Eleanor terug is. Ik ga nu met haar ontbijten, en ik vind dat jullie bij ons moeten komen zitten.”
Hij liep naar buiten, en Elizabeth en James bleven achter, verbaasd door zijn felheid.
“Wat bedoelt hij daarmee, denk je?” Elizabeth was geschokt.
“Ik weet het niet, Lizzie, en we zullen er voorlopig niet achter komen. Ga jij vast naar moeder en kijk wat je voor haar kunt doen. Ik zet koffie en rooster het brood.”
Toen Eleanor terugkwam van kantoor trof ze James aan op de oprit met een kleed en kussens in zijn armen.
“Overhaast je het niet een beetje?” vroeg ze. “Misschien is moeder morgen of overmorgen pas in staat om te reizen.”
“Ze heeft net met ons ontbeten. Ze is nog wat wankel, maar haar spullen zijn al gepakt en ze is klaar om naar Connemara te gaan.”
“Ik kan het niet geloven. Weet je zeker dat ze ertoe in staat is?”
“Seamus zegt dat het goed is. Dat ze daar beter af is en onderweg kan rusten. Laat het me even weten wanneer je kunt vertrekken.” James ging naast zijn zus staan. Ze leunde tegen de deurpost en sloot vermoeid haar ogen. “Luister El,” zei hij vriendelijk. “Als je te moe of te gespannen bent om te rijden, kunnen jullie ook morgen gaan. Of ik breng jullie met de auto en ga terug met de trein.”
Ze zag er zo kwetsbaar uit. James stak zijn hand uit om haar haar achter haar oor te stoppen en trok zijn wenkbrauwen vragend op. Ze haalde haar schouders op, rechtte haar rug en draaide zich abrupt om. “Ik hoop dat jij en Lizzie alles hebben wat jullie nodig hebben. Ik zal een boodschappenlijst voor mevrouw Kenny maken, zij zal voor jullie koken.”
“Ik denk niet dat we er vaak zullen zijn. Ik heb veel werk te doen, en Lizzie gaat misschien bij een vriendin logeren.” Hij wierp haar een korte blik toe, zonder haar echt in de ogen te kijken.
Eleanor keek hem scherp aan. Er was iets vreemds aan de manier waarop hij sprak, maar ze wist niet precies wat het was en voelde zich te moe om erover door te gaan. “Nou, zorg goed voor jezelf, en pas je een beetje op Lizzie?” Ze zweeg even. “James?” Ze kende hem zo goed en wist feilloos wanneer hij iets voor haar verborgen hield.
Hij draaide zich naar haar om en ze keek hem onderzoekend aan. Ondanks het feit dat hij zich schuldig voelde, was hij vastbesloten om haar er niet bij te betrekken. “We redden ons wel. We zijn heel goed in staat om voor onszelf te zorgen, hoor.”
Hij zag de gekwetste blik in haar ogen en ergerde zich aan haar gevoeligheid. Zo was ze al sinds zij en Matthew uit elkaar waren. Hij had het gevoel dat hij steeds op zijn tenen moest lopen.
Een tijd later verschenen Seamus en Helena in de gang, en Eleanor voelde zich opgelucht toen ze haar moeders schildersezel en andere attributen zag. Het kon niet heel erg zijn als Helena wilde schilderen.
“We bellen zodra we er zijn,” zei Eleanor terwijl ze de contactsleutel omdraaide.
James en Elizabeth wuifden achteloos, en Seamus stoorde zich aan hun onschuldige uiterlijk. Zodra de auto uit het zicht was verdwenen, liepen ze naar de studeerkamer. James pakte de telefoon en draaide een nummer. “Hallo, Aer Lingus. Kan ik twee tickets boeken naar Parijs, vliegveld Orly?”