47

Parijs, 1947

Later vond ze dat de telefoon opvallend schril had geklonken, dat ze nog voordat ze de hoorn had opgepakt eigenlijk al had geweten dat het nieuws haar rust zou verstoren. Charlotte de Savoies stem klonk gespannen en onzeker. “Ik weet niet goed hoe ik je dit moet vertellen. Richard komt terug naar Frankrijk. Hij komt volgende week. Het heeft een hele tijd geduurd voordat alle gegevens over de oorlog waren verwerkt en men ontdekte dat een Ier onder Franse naam zo’n grote bijdrage heeft geleverd. Hij is voor zijn daden tijdens de oorlog onderscheiden met het Croix de Guerre, omdat hij als buitenlander buitengewone hulp aan Frankrijk heeft geleverd. Hij wil graag dat we allebei aanwezig zijn wanneer hij de medaille krijgt. Hij zegt dat wij hem eigenlijk zouden moeten krijgen. En hij wil je heel graag zien.”

Celines maag draaide zich om. Haar vertrouwde spreekkamer leek te tollen. “Dat kan ik niet. Ik kan hem niet zien. Dat kan ik gewoon niet.”

“Dat begrijp ik, liefje. Ik weet dat het een vreselijke schok is. Maar ik moest hem beloven dat ik het je zou vertellen. Hij weet dat je met Henri bent getrouwd en dat je niet langer in Parijs woont. Maar voor het overige…Je zult een beslissing moeten nemen en ik wil je niet beïnvloeden. Wat je ook doet, het zal erg pijnlijk zijn.”

Toen ze twee dagen later in Henri’s studeerkamer zat, vervulden haar woorden haar met schaamte, maar ze moest wel tegen hem liegen. “Moeder belde vandaag, Henri. Ze klonk ongewoon terneergeslagen. Ze is eenzaam, denk ik. Ik zou haar graag een paar dagen willen bezoeken. Ze wil dolgraag zien hoe groot Solange is geworden, en ik denk dat een paar dagen Parijs wel leuk zou zijn. Heb je zin om mee te gaan?”

Haar hart bonsde hevig en haar gezicht werd rood, want ze wilde helemaal niet dat hij mee zou komen naar Parijs. Tijdens de treinreis naar het noorden wiegde ze Solange in haar schoot en fluisterde tegen het kleintje, heen en weer geslingerd tussen schuldgevoelens en opgetogenheid. Ze wist dat ze Richard Kirwan moest zien, wat er ook gebeurde, en niets kon haar tegenhouden. In Avenue Mozart voelde ze een enorme opluchting toen ze hoorde dat hij in een hotel logeerde. Charlotte schonk een drankje in en nam haar dochter aandachtig op. Het viel haar op dat ze een kalme, bijna waardige uitstraling had gekregen, en ze vroeg zich onwillekeurig af hoeveel schade deze ontmoeting zou veroorzaken.

“Ik heb Richard gisteren gezien, Celine. Hij ziet er sterker uit en is niet meer zo akelig dun. Maar hij draagt zoveel verdriet met zich mee. We hebben hier samen de middag en avond doorgebracht. Er is iets heel bijzonders gebeurd, waarover we heel lang hebben gepraat. Herinner je je nog die schoonmaakster die dankzij mijn hulp naar Zwitserland kon reizen? Ze heette Jeanne Revere en was een overlevende uit de kampen, alleen kon ze zich niets meer herinneren. Je hebt haar behandeld, en ik heb papieren en een treinreis naar Genève geregeld.”

Celine knikte. Ze kon zich de jonge vrouw met de grote ogen nog herinneren.

“Twee weken geleden kreeg ik een brief van haar. Ik las hem vluchtig door en probeerde me te herinneren wie ze was, toen ik plotseling de naam van Richard zag staan. Die sprong als het ware van het papier af.”

“Kende ze Richard? Waarvan dan?”

“Het schijnt dat zij en haar broer op de universiteit bevriend waren met Helena Kirwan. Ze heet Leah Nazarre en was joods, zoals we al dachten. Ze kon zich helemaal niets meer van haar leven voor de oorlog herinneren omdat ze bijna dood was geweest. Richard was hier op zoek naar Leah en haar man, Stefan.”

“Dat kan niet!”

“Richard werd toen gepakt en eindigde hier bij ons, en Leah werd in 1942 naar Auschwitz gestuurd. Toen ze vorig jaar in Zwitserland aankwam, ontdekte ze dat haar man nog in leven was en in een kliniek werd verpleegd. Hij is er geestelijk en lichamelijk erg slecht aan toe. Ze vroeg me om advies. Ze wil zelf voor hem zorgen en vroeg zich af of dat in Frankrijk misschien beter kon.”

“Ongelooflijk, wat een toeval. Het is een wonder.” Celine was onder de indruk van de wonderbaarlijke situatie. “Een kans van één op een miljoen. Wat zei Richard ervan?”

“Hij heeft zijn plannen veranderd. Voordat hij teruggaat naar Ierland, gaat hij een weekend naar Genève. Hij wil Leah en haar man opzoeken en kijken hoe hij hen kan helpen.”

De plechtigheid was formeel en officieel. Het moment waarop de onderscheiding werd uitgereikt, was kort maar ontroerend. Ze stonden in de buurt van het podium en zagen dat Richard de medaille kreeg opgespeld. De rode en groene strepen van het lint en het opvallende kruis glansden helder in het ochtendlicht. Toen liep hij het podium af, naar hen toe. Er verscheen even een onzekere uitdrukking op zijn gezicht toen hij Celines handen vastpakte. Zwijgend reden ze naar Avenue Mozart, waar Charlotte de Savoie hen alleen liet, met een vaag excuus dat ze niet eens hoorden.

Ze stonden tegenover elkaar, en hoewel ze hun eenzaamheid, verlangen en hartstocht inhielden, waren de emoties die tussen hen hingen bijna voelbaar. Eindelijk vroeg hij met hese stem: “Gaat het goed met je, Celine?”

Ze wilde antwoord geven, maar de woorden stokten in haar keel. Ze knikte.

“O, god, Celine.” Hij sloot haar in zijn armen en herhaalde haar naam keer op keer. Hij kuste haar voorhoofd, haar handen, haar oogleden en haar warme zoute tranen, en toen haar lippen. Het was alsof ze zichzelf van een afstand zag, ze zag dat haar ledematen bezweken onder haar gewicht en haar lichaam tegen het zijne werd gedrukt. Ze maakte zich als eerste los uit hun omhelzing, en hij leidde haar naar de bank, waar ze gingen zitten en met trillende vingers el-kaars gelaatstrekken volgden. Ze ontdekten opnieuw de vormen die ze liefhadden en kenden en zich nog konden herinneren.

“Gaat het goed met je? De dromen? De vermoeidheid?”

Hij knikte. “Het gaat steeds beter. Ik heb veel tijd met Seamus doorgebracht.”

“En Helena?” De naam sneed als een scherp mes.

“Het is erg moeilijk. Ze doet haar best en is erg dapper. Maar ik kan haar niet uitleggen hoe het was. Ik kan met haar niet over die dingen praten. En ik kan die kloof, die afschuwelijke kloof, niet overbruggen.” Het lukte hem niet om verder te praten.

Ze keken een tijdje zwijgend naar elkaars gezicht. Toen haalde hij diep adem en hield haar handen stevig vast. “Je hebt een dochtertje.”

Hij zag haar gebogen hoofd en keek naar haar lichte, goudkleurige haar. Met bonzend hart vroeg hij met een stem die dik en langzaam klonk: “Is het ons kind?”

Toen ze opkeek, zag hij haar voor de eerste keer glimlachen. Er verscheen een helder licht in haar ogen. “Ja, mijn liefste, ze is onze dochter. Ze is beeldschoon en ze is het kind dat wij hebben gemaakt.”

“En Henri?”

“Hij is de liefste en beste echtgenoot die er is en hij houdt erg veel van haar.” Ze tilde haar hand op en veegde haar tranen weg.

“Mag ik haar zien?”

Celine stond op, liep naar de gang en riep tegen Louise dat ze Solange moest komen brengen. Charlotte verscheen boven aan de trap met het kleine meisje in haar armen en liep langzaam de trap af. Aan de voet stond Richard op zijn dochter te wachten. Hij raakte haar wang aan, en er verscheen een verwonderde uitdrukking op zijn gezicht. Hij was verrukt over haar zachte huid en staarde vol verbazing naar het ronde gezichtje van zijn kind, dat ernstig en nieuwsgierig terugkeek. Hij stak zijn hand vol littekens naar haar uit, en haar kleine vingertjes klemden zich om zijn duim. Al die tijd bleef ze hem ernstig aankijken. Zijn ogen glansden van vreugde toen hij zich tot Celine wendde.

“Kunnen we misschien met z’n allen de dag doorbrengen? Ga je mee, Charlotte?”

Ze kozen ervoor hun kostbare uren net buiten Parijs door te brengen. In het park van Marly-le-Roi, waar de koningen van Frankrijk zich ooit hadden verpoosd, spreidden ze een picknickkleed uit op het gras en zetten Solange neer op het zachte, groene tapijt. Ze hielden haar vast zodat ze haar beentjes in het meer kon laten bungelen en lachten om haar vreugde toen ze de zwanen naast haar door het water zag glijden. Richard leunde achterover op het kleed en keek hoe Celine met hun dochter speelde, genietend van haar zachte, weelderige vormen en de nieuwe volheid van haar borsten toen ze zich bukte om het kind op te tillen.

Charlotte sloeg hen gade en wist dat op dit plezier alleen maar verdriet kon volgen. Toen de middag onvermijdelijk ten einde liep, kuste ze hen allebei en nam de baby mee naar huis, zodat Richard en Celine samen konden zijn. Ze bleven een tijdlang dicht bij elkaar zitten en hielden elkaar stevig vast. Toen pakten ze zonder iets te zeggen de overblijfselen van hun picknick in en gingen naar Richards hotel.

Ze lagen met verstrengelde ledematen op het bed en fluisterden elkaar lieve woordjes toe. Hun lippen raakten elkaar bijna, gloeiend van verlangen en vreugde. Zijn handen streelden haar, raakten haar aan, vonden de plekken waar ze zijn aanraking wilde voelen. Ze kleedde hem langzaam uit en raakte elk litteken, elk plekje van zijn lichaam aan, dat ze zich nog zo goed kon herinneren. Ze bestelden een lichte avondmaaltijd, maar aten hem niet op. Ze bedreven weer de liefde en bleven hand in hand liggen. Ze liet haar hoofd op zijn borst rusten en ademde zijn geur in, hield hem vast. Ze praatten over hun levens en de behoeften van hun echtgenoten. Hij vertelde haar over de enorme vriendelijkheid van Seamus, over de maanden in Connemara waar hij dankzij de woeste, heldere lucht en Helena’s tederheid iets van zijn zielenrust had kunnen terugvinden. Ze vertelde over Henri’s blindheid, over hun leven in het zuiden en haar groeiende praktijk in het dorp, over haar geluk en liefde voor hun beeldschone kind. Ze sliepen een tijdje in elkaars armen, totdat Richard haar wekte om weer de liefde met haar te bedrijven, tegen haar te fluisteren en haar te strelen, totdat de aanhoudende, naderende dageraad bezit nam van hun gestolen uren. Celine lag naast hem in het grijze licht en sloot haar ogen toen hij zijn liefdesbood-schappen achterliet op haar gezicht, nek en borsten. Hij kuste haar buik en haar zachte, gespreide dijen. Ze hield haar ogen gesloten, klemde haar lippen samen en moest flink slikken voordat ze in staat was de woorden uit te spreken. “We kunnen elkaar nooit meer zien, Richard. Dat weet je, want het zal altijd zo zijn als nu.”

“Ik weet het, schat. Ik weet het.” Zijn ogen glansden van de tranen. “Ik hou van je. En niets zal dat ooit kunnen veranderen.”

Uiteindelijk stond ze op en nam een bad. Ze vond het goed dat hij haar aankleedde, en daarna bleef ze dicht bij hem staan. Hij wendde zich plotseling van haar af en liep naar de kleine schrijftafel bij het raam om het doosje met zijn Croix de Guerre te pakken.

“Dit is voor jou, schat, en voor Charlotte. Dit is alles wat ik jullie kan geven, voor het leven en de liefde die jullie mij hebben gegeven. Je bent mijn leven, Celine. Dat zul je altijd blijven, en ik zal altijd van je houden.”

Hij stond machteloos te huilen. Ze wist dat ze meteen moest vertrekken, dat ze niet meer moesten praten of elkaar moesten aanraken, want dan zouden ze niet sterk genoeg zijn om te doen wat ze moesten doen. “Ik ga nu weg, Richard, maar we zullen ons altijd deze dag en nacht herinneren, en de tijd die we met onze dochter hebben doorgebracht, ons hele leven lang.”

Toen ze aankwam in Avenue Mozart, hoorde ze tot haar opluchting dat Charlotte met de baby naar het Bois de Bologne was gegaan. Ze ging alleen in de tuin zitten, haar gedachten vol van zijn beeld, en voelde dat de herinnering aan zijn geliefde lichaam steeds meer vervaagde, totdat ze dacht dat haar hart uit haar lichaam zou worden gerukt. En haar gezonde verstand vertelde haar dat ze hem nooit meer zou zien.