16

Parijs, 1939

Helena kwam door de deuren van de Ecole de Louvre naar buiten, geflankeerd door Stefan en Daniel, die haar spullen droegen. Het gouden licht van de aprilavond stroomde door de bomen het plein op. Helena had het gevoel dat iedereen in Parijs arm in arm liep en dat overal gelach klonk, dat mensen genoten van de lente en het leven en de liefde. Opgewonden wierp ze een blik op de bushalte, en ze voelde een steek van teleurstelling toen ze hem niet zag staan. Maar het was nog vroeg. Hij werd ongetwijfeld opgehouden door zijn studenten.

Stefan torende boven haar uit. Hij was een Zweed van ruim een meter tachtig, met blond haar, lichte ogen en een bleke huid. Daniel was klein en mager en had een opvallend, fijngevormd gezicht, een uitstekende neus en een bos zwart haar. Hij keek haar met toegeknepen ogen door de rook van zijn stinkende sigaret aan en glimlachte spottend.

“Zoek je soms iemand? Zijn twee gewillige begeleiders niet genoeg voor u, mademoiselle?” Daniel keek overdreven speurend in het rond. Zoals altijd hing hij de pias uit. Stefan fronste. Hij had het niet helemaal begrepen. Toen maakte Daniel een dramatisch gebaar met zijn arm.

“Die man misschien? Hij zit er veelbelovend uit. Zie je dat hij zich haast, dat hij onderzoekend om zich heen kijkt? Aha! Wat zoekt hij? Een dikke bos koperkleurige lokken, een lange wijde rok!” Daniel ging plagend voor haar staan en trok Stefan naast zich, zodat haar zicht werd belemmerd.

Maar ze had hem al gezien. Richard! Hij stak het plein over en keek naar de rij mensen bij de bushalte. Lachend duwde ze Daniel opzij, zodat ze Richard beter kon zien. Stefan begreep er nog steeds niets van, en ze glimlachte naar hem. Zo zou ze er niet al te gretig uitzien wanneer Richard haar eindelijk in het oog kreeg. Richard Kirwan uit Dublin. Hij was zo ontwikkeld. Hij gaf zelfs les aan de universiteit! Wat wilde hij van haar, de dochter van een visser uit het onontgonnen Connemara, een kunstenares zonder een cent op zak? Maar hij had haar hand gekust, hij had hem in zijn beide handen genomen en gekust, terwijl hij haar ondertussen met zijn helderblauwe ogen indringend had aangekeken. Hij was zo netjes gekleed, zijn kleren waren gestreken en zelfs zijn schoenen glommen. Ze kende niemand die zijn schoenen poetste. Maar ze wilde dolgraag zijn schoenen poetsen, haar handen in zijn schoenen steken en het zachte leer voelen dat zich naar zijn voeten had gevormd. Ze zag Richard glimlachen toen hij haar tussen de andere studenten ontwaarde. De hele nacht had ze zich afgevraagd of hun uren samen misschien niet meer dan een tussendoortje voor hem waren geweest dat hij weer was vergeten. Maar hij was er.

“Stefan, wil je alsjeblieft mijn spullen meenemen?”

Hij knikte en raapte de spullen op die aan haar voeten lagen. Die lieve Stefan, hij was zo onverstoorbaar en betrouwbaar. In gedachten slaakte ze een zucht omdat ze wist dat hij haar vanavond naar huis zou willen brengen en haar zou willen vragen of ze met hem uit eten wilde gaan. Arme Stefan, hij liep haar overal achterna als een grote hond, wachtend en hopend tot ze hem een of ander teken zou geven. Hij was een echte vriend en leuk gezelschap, een perfecte tegenhanger van Daniel met zijn scherpe ironie en opvliegende karakter.

Daniel gooide zijn peuk weg en keek naar Helena, die de straat overstak. Ze leek de hele dag al een vulkaan die op uitbarsten stond. Zodra hij haar die ochtend had gezien, was het hem meteen opgevallen dat ze rusteloos was, dat haar ogen straalden. Zijn Ierse prinsesje was verliefd en straalde van pure verrukking. Hij voelde een steek van spijt, maar hij wist dat ze niet voor hem was bestemd. Ook die arme Stefan was stapeldol op haar, maar ze wilde hem evenmin.

Ze zong als een engel en speelde liedjes op haar viool die deden denken aan grijze zeeën en zeemeeuwen. Met haar strijkstok riep ze het beeld op van rotsen en glooiende heuvels. En ze kon goed schilderen, ze richtte zich helemaal op haar kunst en had een gevoel voor licht dat zelfs het rustigste doek in een stralend geheel veranderde. Daniel wist dat ze beroemd zou worden, dat ze naam zou maken. Hij wist dat hij binnenkort het Ierse vuurvliegje zou verliezen dat zijn wereld was binnengevlogen en er halsoverkop bezit van had genomen. Hoe had ze dat gedaan? Zijn familieleden, die zich meestal verscholen achter hun gebruikelijke beleefdheid, liepen meteen met haar weg. Ze had met zijn twee kleine broertjes op de grond zitten stoeien, samen met zijn moeder matses en muziek gemaakt en zijn vader om haar vinger gewonden. Toen zijn jongere zusje Leah die eerste dag van het conservatorium was thuisgekomen, waren zij en Helena meteen vriendinnen geworden. Wat vreemd dat een katholiek meisje grenzen ongehinderd kon overschrijden, alsof ze er helemaal niet waren, en toch respect en begrip toonde voor de joodse tradities van hun gezin.

Hij zei keer op keer tegen zichzelf dat ze alleen maar vrienden waren, en in zekere zin was dat ook zo. Ze praatten over alles, over hun dromen en angsten, over hun problemen en successen. Hij kende haar zo goed. Toen ze vandaag samen een kop koffie zaten te drinken, had ze zich nauwelijks kunnen inhouden. Hij voelde zich verdrietig, maar had geprobeerd te luisteren, als een vriend. Hoe heette hij ook alweer, die Ier op wie ze halsoverkop verliefd was geworden? Richard Kirwan! Hij was ouder, had ze verteld. Hij gaf les. Hij kwam ook uit Ierland, hij had hetzelfde geloof. Nu Daniel hem met eigen ogen zag, haalde hij berustend zijn schouders op en liep snel achter Helena en Stefan aan. Aan de overkant van het plein haalde hij hen weer in. De lange man had haar gezien maar geaarzeld toen hij zag dat ze in gezelschap was. Hij glimlachte toen ze naar hem wuifde.

Hij had een mager gezicht, zware wenkbrauwen en opvallende blauwe ogen die oplichtten wanneer hij glimlachte. Knap, indrukwekkend, ouder dan zij—misschien wel tien jaar ouder. Deze man wist wat succes was. Hij was zeker van zichzelf. Hij had een krachtig lichaam en bewoog zich zelfverzekerd en energiek. Hij was goed gekleed, in een donker pak met een fraaie zijden das en mooie leren schoenen. Zijn aktetas hield hij nonchalant in zijn hand. Helena had hem nu bereikt. Met een soepel, zwierig gebaar pakte hij haar hand en kuste die. Daniel kon haar levendigheid bijna voelen toen ze naar de man opkeek. Ze was net zo gespannen als de snaar van een instrument, wachtend op de magie van een lied. Ze zag er zo lief en kwetsbaar uit toen ze hen aan elkaar voorstelde.

“Richard, dit zijn mijn vrienden, Daniel Nazarre en Stefan Svenssen. Daniel komt uit Parijs en Stefan komt uit Zweden. We zitten in hetzelfde jaar.”

Richard had een diepe, welluidende stern. Hij schudde hun de hand en voerde een ontspannen gesprek in perfect Frans, beide jongemannen ondertussen in zich opnemend. Toen de volgende bus kwam aanrijden, stapten ze allemaal in. Bij de bakker op de hoek van de straat waar Helena woonde, kocht ze baguettes, en op haar balkon dronken ze wijn en aten ze het verse, knapperige brood, met kaas en olijven erbij. Richard was goed gezelschap en had belangstelling voor hun werk, hun leven en hun achtergrond. Toen de avond viel, gingen ze ergens een hapje eten en vervolgens naar een jazzclub om te dansen. Helena sloeg Richard gade vanachter haar dikke, koperkleurige haar en prentte zijn hele gezicht, de rimpeltjes rond zijn ogen, de buiging van zijn stem, in haar geheugen.

Toen hij met haar danste, leken ze samen te vloeien. Ze leek om hem heen te zweven. Zijn handen hielden haar losjes vast, zijn helderblauwe ogen keken diep in de hare. Af en toe stak hij zijn hand uit om een lok haar uit haar gezicht te strijken of die achter haar oor te stoppen, of raakte hij met zijn vingertoppen haar wang of haar lippen aan. Ze had geen oog voor wat of wie zich verder in de rokerige, volle kelder bevonden.

Daniel rookte de ene sigaret na de andere en sloeg hen zwijgend gade. Stefan draaide zijn glas in zijn handen rond en bleef zitten smachten. Zijn blik kruiste even die van Daniel, en hij glimlachte aarzelend maar berustend. Want ze wisten allebei dat Richard de enige was voor Helena, en dat er nooit, maar dan ook nooit een ander zou zijn.