Parijs, 1970
Charlotte de Savoie keek naar haar kleindochter en voelde de vertrouwde brok in haar keel. Dat kwam niet omdat Solange het evenbeeld van haar moeder was. Celine was fragieler geweest, met blond haar dat nog lichter was dan dat van haar dochter en een bijna doorschijnende huid. Maar Solange bezat wel dezelfde melancholieke schoonheid, dezelfde kalme uitstraling, en een even sterke persoonlijkheid. Ze had de heldere, onomwonden kijk op dingen die haar moeder ook had gehad en wist altijd onmiddellijk tot de kern van de zaak door te dringen. Vanavond zat Solange dicht naast Guy St. Jorre op de bank, met haar hand in de zijne. Toch was er iets aan het meisje veranderd, al kon haar grootmoeder niet precies doorgronden wat het was. Ze leek alerter, haar lichaam leek gespannen.
“Nou, mijn lieverds.” Charlotte de Savoie hief haar glas. “Ik ben blij dat het juridische congres van Guy jullie eindelijk hierheen heeft gevoerd. Solange, ik wil je de hele dag voor mezelf hebben, dan kan deze jongeman naar zijn vergaderingen. We hebben nog zoveel te doen, we moeten zoveel voorbereidingen treffen voor de bruiloft.” Ze richtte zich tot Guy. “Ik weet dat je straks naar een receptie in Hotel Crillon moet. Ga dus maar snel naar boven om je te verkleden.” Ze stond op en streek haar jurk glad. “Zou je alvast vooruit willen gaan, Guy, dan heeft Solange de gelegenheid om een bad te nemen en zich rustig te verkleden.”
“Dat is een goed idee, Charlotte. Maar ik geef haar niet meer dan een half uur.” Guy glimlachte naar Solange en raakte haar vingers aan. Hij kuste haar luchtig, omhelsde Charlotte de Savoie en ging naar boven.
Toen Solange bijna klaar was met verkleden, voelde ze een rilling over haar rug lopen. Het huis was aan de buitenkant nog steeds hetzelfde, maar toch was het niet langer het Parijse onderkomen van haar grootmoeder. Het was het decor voor bedrog geworden. Hoe kon ze haar grootmoeder benaderen, wat moest ze zeggen? Ze probeerde het gevreesde onderwerp in het diepst van haar gedachten weg te stoppen en haar aandacht op het hier en nu te richten. Ze stak haar dikke haar op en liet een paar lokken los langs haar gezicht en hals vallen. Toen ze naar haar spiegelbeeld keek, voelde ze zich goed. Het zou leuk zijn om weer even voor Parisienne door te gaan. Ze liep de trap af naar de hal en gaf haar grootmoeder een zoen.
“Je ziet er schitterend uit, liefje. Er gaat niets boven een goede couturier en dure stoffen.” Charlotte was dol op Yves St. Laurent en had het pakje al een aantal maanden geleden voor Solange gekocht. Het rechte, fluwelen jasje had een laag uitgesneden, vierkante hals en sloot strak om haar middel. De rok zwaaide wijd uit boven haar knieën, zodat alle aandacht naar haar lange benen ging. “Ik denk niet dat ik vanavond op je blijf wachten, Solange.”
“Nee, dat moet je niet doen. Ik weet zeker dat we nog wel ergens een hapje gaan eten,” zei Solange. “Maar we hebben morgen een hoop dingen te bespreken. En niet alleen over de toekomst, grootmoeder. Ik denk dat we morgen maar bij het verleden moeten beginnen.”
Ze keek niet om en gaf haar grootmoeder niet de gelegenheid te antwoorden. Toen de taxi zich tussen het overige verkeer voegde, probeerde Solange in ieder geval voor één avond de geesten van het verleden op een afstand te houden. Vanavond zou ze van de chique receptie in Hotel Crillon gaan genieten. En daarna zou ze samen met Guy in een romantisch restaurantje gaan dineren en misschien nog een bezoekje aan een jazzclub brengen. Ze leunde achterover en begon zich te ontspannen.
In het schitterende decor van Hotel Crillon nam James Kirwan twee glazen champagne van de kelner aan en gaf er een aan zijn zus. Ze waren rond de middag in Parijs aangekomen. Serge Bouvier had hen op het vliegveld opgewacht en hen naar hun hotel gebracht. Na de lunch was James naar het kantoor van Descartes, Bouvier & Fils gegaan, terwijl Elizabeth de boetiekjes van Saint-Germain-des-Prés had verkend. Toen ze zich bij James en Serge in de hotelbar had gevoegd, had haar broer vol verbazing naar haar gekeken. Vanmiddag was ze nog zijn kleine zusje geweest, maar nu was ze het toonbeeld van verfijning. Haar haar werd door een met parels bezette speld uit haar gezicht gehouden en haar roomblanke huid stak af tegen haar korte, zwarte avondjurkje.
“James heeft me verteld dat jullie onlangs jullie vader hebben verloren. Gecondoleerd.” Serge nam Elizabeth bij de arm en leidde haar voorzichtig tussen de mensen door. “Ik heb begrepen dat jullie tijdens jullie verblijf in Parijs contact hopen te leggen met oude bekenden van jullie vader. Misschien komen we vanavond een man tegen die Jacques Lefranche heet. Zijn vader doceerde voor en tijdens de oorlog rechten aan de Sorbonne. De oude Lefranche is niet de beminnelijkste man, maar misschien kan hij jullie in contact brengen met mensen die je vader goed hebben gekend. Heeft hij lang in Parijs gewoond?”
James schudde fronsend zijn hoofd. “Dat weten we niet zeker. Vóór de oorlog in ieder geval meer dan een jaar. Wat de oorlog zelf betreft, ben ik bang dat hij een van die mensen was die liever niet aan die tijd terugdachten. Ik weet dat hij rond die tijd ziek is geworden. Maar hij heeft het nooit over die periode in zijn leven gehad.”
“Hij heeft onze moeder hier in Parijs ontmoet,” zei Elizabeth, die bijna stond te huilen. “Maar ze kan er nog niet over praten. Het is nog te vroeg en te pijnlijk.”
“Nou, laten we het dan nu maar over vrolijker dingen hebben.” Serge schonk haar glas nog eens vol en glimlachte naar haar. “Dit is je eerste avond in Parijs, en na de receptie moeten we maar ergens een hapje gaan eten en misschien ook nog gaan dansen. Maar ik wil jullie eerst even aan iemand voorstellen. Hij is een aardige, goede advocaat die net naam begint te maken.”
Elizabeth zag dat er een jongeman op hen afkwam en keek bewonderend naar zijn gestalte en indrukwekkend gebruinde huid. Ze wist een stralende glimlach te voorschijn te toveren en stak haar hand uit.
“Mademoiselle, het is me een genoegen iemand te ontmoeten die zo bekoorlijk en exotisch is als u. Ik ben bang dat ik maar een gewone advocaat ben, zoals zovelen vanavond. Ik ben Guy St. Jorre.”
Solange bleef bij de ingang van de schitterende salon staan en keek naar de vele mensen. De pracht en praal van het vertrek verblindden haar bijna. Toen ze verder liep, kon ze Guy niet meteen vinden.
“Solange, wat zie je er mooi uit! Komt dat omdat Guy weer terug is in Frankrijk, of is het gewoon de combinatie van het benijdenswaardige klimaat van het zuiden en de elegantie van Parijs?” Jean Pa-pillaud, een van Guys collega’s, kwam naar haar toe en gebaarde de kelner dat hij haar een glas champagne moest geven. Ze zei hem opgelucht gedag, blij dat er iemand was die ze kende.
“Jean, hallo! Ik hoop dat ik niet te laat ben. Het feest lijkt al aardig op gang te zijn. Ik was op zoek naar Guy.”
“O, hij doet zijn ronde, schaamteloos gebruind en veel te gevat. Blijf nog even bij me, Solange, anders heeft hij nog meer waarmee hij zijn vakgenoten kan imponeren. Hij maakt met al die saaie oude knarren een praatje, in de hoop dat het zijn carrière ten goede komt. Als ze jou zien, zullen ze zich niet meer op zijn vooruitzichten kunnen concentreren.”
Solange moest lachen om zijn vleiende opmerkingen en luisterde met plezier naar zijn beschrijving van een schandelijke zaak waarbij hij was betrokken, een luguber verhaal vol jaloezie, wraak en met een dubbele moord. Ze bewogen zich door het schitterende gezelschap en ontmoetten vrienden en bezoekers van overzee. Ze stond net in het Spaans een praatje te maken met een Madrileense advocaat en diens vrouw toen ze Guy in het oog kreeg. Hij stond naast Serge Bouvier, die ze herkende omdat ze hem ooit op een van de soireetjes van haar grootmoeder had ontmoet. Naast hem stonden twee mensen. De man was opvallend lang en donker en stond met zijn rug naar haar toe. Het meisje was nog erg jong en had een grote bos rood haar en een smetteloze huid die blijkbaar nooit was blootgesteld aan de wrede stralen van de zon. Ze zagen er niet Frans uit, maar het congres trok honderden bezoekers uit het buitenland. Toen ze Guys arm aanraakte, draaide hij zich om. Zijn gezicht begon te stralen toen hij zag dat zij het was.
“Solange, ik zocht je al. Je kent Serge Bouvier al, hè? Liefje, mag ik je twee bezoekers uit Ierland voorstellen? Dit zijn de heer James Kirwan en zijn zuster Elizabeth.” Hij deed een stap naar achteren om hun kleine kringetje wat groter te maken en glimlachte naar de twee Ierse gasten. “Elizabeth is voor het eerst in Parijs. Ik heb haar een paar interessante plekjes aangeraden, maar jij weet er vast nog meer. James, Elizabeth, dit is mijn verloofde, Solange de Valnay.”
Er schoot een vlaag van hitte door haar heen, en ze had het gevoel dat haar keel werd dichtgeknepen. De man en de vrouw stonden haar roerloos aan te staren, alsof ze aan de grond waren genageld. Ze zag Guy glimlachen en begreep dat hij stond te wachten totdat ze iets tegen hen zou zeggen. Woede kwam in haar op en vocht zich een weg naar buiten, door alle poriën van haar klamme huid, op zoek naar een stem waarmee hij zich kon uiten. Ze drukte haar nagels in haar handpalmen en probeerde niet aan een gevoel van paniek toe te geven. Een stemmetje in haar hoofd schreeuwde het uit van boosheid. Hoe kon Guy haar dit aandoen? Hoe was hij het te weten gekomen? Ze wendde zich van hem af. James en Elizabeth verroerden zich nog steeds niet. Toen ze eindelijk een woord kon uitbrengen, klonk haar stem laag van ingehouden razernij.
“Hoe durven jullie! Hoe durven jullie hier te komen, mijn leven binnen te dringen, mijn gangen na te gaan en mijn bestaan in een of andere heksenjacht te veranderen!” Solange trachtte te voorkomen dat haar stem zou overslaan door de enorme woede die volledig bezit van haar had genomen. Haar ogen glansden van de tranen.
“Solange, waar heb je het in vredesnaam over? Solange, er is vast een vergissing in het spel.” Guy legde zijn hand op haar arm, maar ze schudde die van zich af. Ze had alleen aandacht voor de Kirwans.
“Jullie kennen geen schaamte, geen van beiden. Jullie kennen geen medelijden, geen medemenselijkheid.” Ze wist dat ze nu iets te luid praatte. De mensen vlak bij hen draaiden zich om en keken haar nieuwsgierig aan.
“Solange, volgens mij kun je maar beter met me mee komen, dan kunnen we dit ergens anders bespreken.” Guy probeerde de situatie meester te worden.
Ten slotte wendde ze zich tot hem. Ze had hem vertrouwd, ze had gedacht dat ze bij hem kon schuilen omdat hij van niets wist.
Maar hij had haar in de val gelokt. Hij had haar verraden. “Ik kan niet geloven dat je me dit hebt aangedaan. Mijn god, ik heb me wekenlang zorgen gemaakt, me afgevraagd wat je ervan zou vinden.” Ze merkte niet dat hij haar vol verbazing stond aan te staren, ontzet, met stomheid geslagen. Ze dwong zichzelf langzamer te praten, zodat iedereen zou begrijpen wat ze zei en het nooit meer zou vergeten. “Ik wil je niet meer zien, Guy. Ik wil nooit meer een van jullie zien of iets van jullie horen. Nooit meer.”
James deed een stap naar voren en stak zijn hand uit. “Solange,” zei hij. “Ik…Dit is…Het is gewoon…We hadden nooit gedacht…”
“Meneer Kirwan, u lijdt aan een totaal gebrek aan medeleven, net als uw vader. Als u in uw eigen land een gerespecteerd lid van uw beroepsgroep bent, heb ik zo mijn twijfels aan de rechtspraktijk.” Solange stond te trillen van woede en moest zich tot het uiterste beheersen om niet te gaan gillen. Ze merkte dat Serge Bouvier vlak naast haar stond en haar aangaapte. Ineens had ze het ijskoud. Haar woede en moed maakten plaats voor verdriet. Ze kon zich later niet meer herinneren dat ze het vertrek had verlaten of de kille Parijse avond in was gelopen. Ze begon te lopen. De regen maakte haar gezicht nat en vermengde zich met de tranen op haar wangen. Kam-metjes en speldjes gleden uit haar haar, haar doorweekte kleding hing als een zak om haar lichaam. Af en toe ving ze een glimp van zichzelf op in een etalageruit en zag ze een gezicht dat was getekend door verdriet en bitterheid. Haar make-up liep uit over haar wangen en deed haar ogen op die van een clown lijken. Sommige voorbijgangers staarden haar aan, maar in de anonimiteit van de stad deed niemand een poging haar aan te spreken.
Toen ze eindelijk bleef stilstaan, merkte ze tot haar verbazing dat ze voor het huis van haar grootmoeder in Avenue Mozart stond. Ze stak de sleutel in het slot, verdoofd door de schok, terwijl de tranen en de regen nog steeds onbeheerst over haar gezicht stroomden en haar mascara als een modderig stroompje naar beneden liep.
Charlotte de Savoie stond in de deuropening van de salon. “Solange, liefje, daar ben je dan. Guy heeft elk kwartier gebeld om te vragen of je er al was. Hij is erg overstuur. Mijn liefje, wat is er gebeurd? Hij zei dat hij er niets van begreep.” Ze liep naar het rillende meisje toe. “Liefje, wat is er? Waarom ben je zo over je toeren?” Ze stak haar handen uit naar haar kleindochter, maar Solange duwde haar krachtig weg.
“Wat is er gebeurd? Wat is er nu echt gebeurd? En Guy wist het, hij wist ervan, en hij heeft me bedrogen. Heb jij het hem verteld? Nou?” Ze stond zo hevig te snikken dat ze nauwelijks adem kon halen. Al haar woede en verdriet richtte ze op haar grootmoeder. “Waarom moeten ze uit hun graf komen, na al die tijd? Hoe kon je dit laten gebeuren?”
Charlotte de Savoie bleef doodstil staan. Haar gezicht was asgrauw, en in haar ogen verscheen een begripvolle maar ontstemde blik. Toen pakte ze het meisje bij de hand. “Kom maar mee naar de salon, Solange,” zei ze. “Kom eens bij me zitten. Dit kan wel even duren.”