Saint-Joseph de Caune, 1970
Solange hield haar ogen dicht en weigerde naar de zonnestralen van de nieuwe ochtend te kijken. Ze was pas na drie uur ‘s nachts in slaap gevallen, en toen ze eindelijk was ingedommeld werd ze in haar dromen opgejaagd door haar zorgen. Voor de eerste keer in haar leven kon ze zich echt inleven in mensen die aan slapeloosheid leden. Ze kleedde zich warm aan en stak haar haar op, en in de spiegel zag ze dat haar ogen diep in hun oogkassen leken te liggen. Haar hele lichaam voelde al even pijnlijk aan als haar gekwelde gedachten. Ze werd vooral geplaagd door het idee dat ze een kind was van ouders die haar niet echt hadden gewild. En nu leken haar ouderlijk huis en de wijngaarden van de familie ook nog te worden bedreigd. Het was alsof iemand een of andere vloek over haar had uitgesproken.
Ze besloot een wandeling te maken voordat ze haar vader aan de ontbijttafel onder ogen zou moeten komen. Dat zou haar helpen iets van haar kracht en evenwicht te hervinden. Maar hij hoorde haar voetstappen op de trap en riep haar vanuit de eetkamer. Ze omhelsde hem vluchtig en ging zwijgend zitten, terwijl ze energie en kalmte probeerde te putten uit de dampende koffie en de zoete brio-che.
Henri koos met opzet een vrolijk gespreksonderwerp. “Guy zal spoedig terugkomen, liefje. Hij komt toch binnen twee weken?” Hij proefde de pruimenjam van de oogst van de vorige zomer. “Dan moeten we het werk maar even op een laag pitje zetten, zodat we een datum kunnen prikken en het over bruidskleding en gasten kunnen hebben.”
“Je hebt zeker met Lorette gesproken?”
“Wacht maar tot je grootmoeder zich hierover buigt! En we moeten ook aan de familie St. Jorre denken, met hun smetteloze komaf en voorliefde voor pracht en praal. We zullen alle partijen met enorm veel tact en diplomatie moeten behandelen,” vervolgde Henri genietend, zich niet bewust van haar aangeslagen gezicht. “Had je al een datum in gedachten, liefje?”
Solange kromp ineen toen ze haar schoonmoeder voor zich zag. Maar ze hoefde de familie St. Jorre niets te vertellen over haar recente ontdekking, ze hoefde niemand iets te vertellen. Ze had niets te vrezen. Tot die conclusie was ze al gekomen.
“Papa, ik heb nog niets gepland. En ik zou niet weten waarom we ons op die gebeurtenis zouden moeten concentreren, terwijl er hier zoveel dringender zaken om onze aandacht vragen.” Ze kon niet voorkomen dat haar stem scherp klonk.
“Solange, liefje…”
“O papa, in vredesnaam! Wanneer Guy eenmaal terug is, zullen we zoals je al zei helemaal door die toestand worden opgeslokt. In de tussentijd hebben jij en Lorette het er al zo uitgebreid over gehad dat ik er helemaal niet meer over na hoef te denken.”
Henri keek haar kant op, verbaasd en boos door de klank van haar stem, gekwetst dat ze zijn enthousiasme niet deelde. Hij zei niets meer, en voor Solange leek de ongebruikelijke stilte symbolisch voor de nieuwe barst in de fundering van hun relatie. Ze hield haar koffiekopje met trillende handen vast en probeerde haar kalmte te hervinden. Na een tijdje legde ze haar hand op de zijne.
“Het spijt me, papa. Dat hele gedoe maakt me nerveuzer dan ik had gedacht. Natuurlijk is het heerlijk dat Guy thuiskomt. Het spijt me zo.”
Ze probeerde te glimlachen, maar het lukte haar niet het verdriet uit haar stem te weren. Hij stak zijn armen uit en trok haar naar zich toe. Ze leunde tegen zijn geribde jasje en probeerde zich uit alle macht te beheersen, maar werd alleen maar gefrustreerder omdat ze haar gevoel van zelfmedelijden niet van zich af kon schudden. Ze had hulp nodig. Er was niemand om haar te helpen.
Henri was ontzet. Hij had al een paar weken gemerkt dat zijn dochter niet zichzelf was. Eerst had hij het toegeschreven aan de afwezigheid van Guy, maar hij was zich steeds ongemakkelijker gaan voelen. Solange was afstandelijk en prikkelbaar en werd in beslag genomen door iets wat ze niet met hem wilde delen. Hij voelde zich steeds eenzamer en verlangde zo hevig naar zijn vrouw dat de spieren in zijn lichaam verkrampten, alsof hij de wanhoop uit zijn lichaam wilde wringen. Soms zat hij ‘s nachts rechtop in zijn bed, in zijn donkere, eenzame wereld, en dan voelde hij een pijn die als een bankschroef om zijn borst en armen knelde. Celine had de blik in Solanges ogen kunnen lezen, de uitdrukking op haar gezicht, de signalen die hij niet kon zien. Hij wilde naast zijn vrouw liggen, de geur van haar haar en huid inademen, en haar handen voelen die zijn slapen masseerden om de dreigende somberheid weg te strijken. Ze hadden over hun dochter kunnen praten en haar problemen samen kunnen oplossen. Hij wilde Celine liefdevolle en troostrijke woorden horen mompelen. Hij verlangde naar haar lichamelijke aanwezigheid met een pijn die hij nauwelijks kon verdragen. Hij vond het nog steeds moeilijk om met Solange over haar te praten. Ze hadden langzaam leren leven met de pijn, hem onderdrukt en niet gekeken naar de akelig lege stoel aan de ontbijttafel, de ongebruikte auto in de garage, de regenjas die eenzaam in de gangkast hing. Wanneer ze nu haar naam noemden, was dat in het gezelschap van anderen die hen konden helpen om hun gestamelde zinnen af te maken en hen voorzichtig naar een normaal gesprek konden leiden.
“Solange, maak je geen zorgen. Het zijn gewoon de zenuwen voor de bruiloft. Ik voelde me precies hetzelfde, al die jaren geleden. Maar ik heb een voorstel. Je grootmoeder vraagt al maanden wanneer je weer eens bij haar op bezoek komt. Waarom ga je niet een paar dagen bij haar in Parijs logeren?”
“Nee. O nee, papa.”
“Een verandering van omgeving zal je goed doen. Charlotte houdt heel veel van je, liefje, en Guy is er op de een of andere manier in geslaagd je grootmoeders goedkeuring te verwerven—iets waar de meeste stervelingen jaren over doen.” Hij legde zijn vingers onder haar kin en hief haar gezicht op, haar mondhoek aanrakend om te weten of ze glimlachte. “Je hebt zo hard gewerkt in de wijngaarden—je zult het heerlijk vinden om je mooi aan te kleden en je een paar dagen in het bruisende leven te storten.”
Solange deed haar mond open om iets te zeggen, maar Henri legde zijn vinger over haar lippen en zei: “Neem wat tijd voor jezelf. Ga naar je favoriete musea en winkels, ga naar het theater, naar de film, slaap ‘s ochtends eens lekker uit.”
“Ik denk niet…”
“Straks zul je daar niet veel kans meer voor krijgen, hoor, met de wijngaarden en de voorbereidingen voor de bruiloft en de oogst.” Hij legde zijn handen op haar schouders. “Wat vind je ervan, liefje? Nee, geen antwoord geven, want je komt vast met een of ander dwaas excuus over wat hier allemaal moet gebeuren.”
Toen ze aarzelde, vervolgde hij snel: “Kom, we gaan uitzoeken wanneer de treinen vertrekken. Er gaat er vast vanmiddag een. Beschouw dit maar als een van de laatste opdrachten van je vader, voordat hij je afstaat aan een andere man.”
“Papa,” zei ze. Ze vond dat haar stem vreemd en afstandelijk klonk. “Ik ben nogal prikkelbaar, daar heb je gelijk in. Misschien is het wel goed om een paar dagen weg te gaan. Er staat tot halverwege volgende week niets dringends op het programma. Ik kan niet geloven dat ik je je zin geef, maar…ja, ik wil er graag een paar dagen tussenuit.”
Ze keek naar hem, dankbaar voor de liefde en de bezorgdheid op zijn gezicht. “Maar ik heb niet zoveel zin om naar Parijs te gaan. Ik ga liever naar een plek waar het rustig is en waar ik alleen kan zijn. Misschien een hotelletje aan de Spaanse kust, zoals dat waar we vorig jaar waren. Dat is niet ver hiervandaan.”
“Spanje? Wil je naar Spanje?” Henri klonk ongelovig. “Daar is nauwelijks iemand rond deze tijd van het jaar. Het is er vast uitgestorven.”
“Dat is precies wat ik nodig heb. Tijd voor mezelf, om na te denken, een datum te prikken, gastenlijsten te maken en al die dingen te doen waar ik nog helemaal niet mee bezig ben geweest.”
“Nou, het is niet helemaal wat ik in gedachten had, maar als je dat wilt, ga dan je gang en regel het maar.” Iets in haar stem klonk vreemd, maar omdat hij met het idee was gekomen vond hij dat hij haar nu niet van haar plan mocht afbrengen. Daarom glimlachte hij maar, terwijl hij weigerde toe te geven aan het dwaze gevoel van teleurstelling dat werd veroorzaakt door het feit dat ze niet had gevraagd of hij zin had om mee te gaan. “Je moet vandaag vertrekken, voordat dat wispelturige hoofd van je besluit om toch niet te gaan. Hoe wil je erheen gaan?”
“Ik ga met de auto. Ik neem mijn fototoestel en wat boeken mee, en ik ga brieven schrijven die ik allang had moeten schrijven. Leren om me beter te gedragen, zodat je niet het gevoel zult hebben dat je Guy veroordeelt tot een huwelijk met een feeks!”
Ze stonden op, opgelucht dat ze weer samen konden lachen. Het duurde niet lang voordat ze een paar kledingstukken en andere benodigdheden bijeen had gezocht. Nadat ze had ingepakt opende ze de afgesloten lade van haar bureau en haalde haar paspoort te voorschijn. Eleanors brieven staarden haar met een onverschrokken vastberadenheid aan. Ze schoof de lade met een klap dicht en rende de trap af.
Het was een heldere, mooie ochtend, en de weersvoorspelling was gunstig. Solange keek naar het oude huis. Vroege rozen met strak opgekrulde knoppen bedekten de verweerde latten, maar het viel haar op dat de buitenmuur nodig moest worden gerepareerd. Sommige stenen zaten los en her en der brokkelde het gebouw af. Dat betekende dat er overal dure steigers moesten worden geplaatst en dat er op zijn minst twee werklieden moesten worden ingehuurd. Had haar vader dit geweten en het om financiële redenen uitgesteld? Ze werd overspoeld door twijfels. Achter de tuin vormden de wijnranken ordelijke rijen, een symbool van het ingrijpen van de mens in het platteland. Ze wendde zich af, onwillig om te accepteren dat alles wat ze zag misschien ooit weg zou zijn. Joel deed haar bagage in de kofferbak, en Lorette kwam te voorschijn met een thermosfles koffie en een mandje brood, kaas en fruit.
“Ik bel zodra ik er ben.” Ze omhelsde Henri en streek even over zijn grijze haar. “Maar maak je geen zorgen als het laat wordt, want ik wil de route langs de kust nemen.”
Toen ze wegreed over de laan met platanen en de straat op draaide, werd haar huis in het achteruitkijkspiegeltje steeds kleiner tot het ten slotte verdween. Ze wierp een blik op de brievenbus en herinnerde zich dat de brief aan Eleanor Kirwan nog steeds in haar handtas zat. Het onbekende meisje zonder gezicht dat alles wat in haar leven vertrouwd en waardevol was geweest had veranderd. Ze haatte Eleanor Kirwan. Bij de hoofdweg stopte ze, maar in plaats van rechtsaf te slaan en zuidwaarts naar Spanje en de Costa Brava te rijden, koos ze de noordoostelijke weg richting Montpellier.
In de wijngaarden ging Joel, die met de wijnstokken bezig was, rechtop staan om te zwaaien. Tot zijn verbazing zag hij dat de auto de weg die naar Narbonne en de Spaanse grens leidde had verlaten. Hij bleef staan kijken om te zien of Solange terugreed. Misschien was ze iets vergeten. Maar de auto bleef in de andere richting doorrijden en was al snel uit het zicht verdwenen. Joel schudde verbaasd zijn hoofd en ging toen verder met snoeien. Misschien was ze van gedachten veranderd. Lorette wist er vast meer van, en hij zou het haar tijdens het middageten vragen.
Het was een gemakkelijke rit en er was niet veel verkeer. Bij het vliegveld van Montpellier parkeerde ze haar auto en bracht haar koffer naar de terminal. Vlak bij een kiosk zag ze een brievenbus. Ze opende haar handtas, haalde de brief voor Eleanor Kirwan eruit en liet hem in de gele bus verdwijnen. Een uur later zat ze in de lucht en vloog ze boven de wijnranken, de oesterbedden en de glasachtige zoutmeren naar de zee.
Het was bijna donker toen Solange onder een imposante stenen poort door een grindpad op reed. Ze zette de huurauto stil en stapte vermoeid uit, zich ervan bewust dat ze van ver was gekomen. Het huis stond op een heuvel, en de stenen terrassen eromheen keken uit over een geometrisch aangelegde tuin en weilanden waarop vee stond te grazen. Het laatste avondlicht viel op de glas-in-loodramen. Aan een kant stond een kleiner gebouw, waarvan de muren bedekt waren met camelia’s die in bloei stonden. Er kringelde rook op uit de schoorsteen. Haar voetstappen klonken luid op het grind en ze kon haar zenuwen nauwelijks bedwingen. Maar het was te laat om van gedachten te veranderen.
Ze belde aan, maar draaide toen zonder te wachten de zware deurknop om en stapte de hal binnen. Eerst hoorde ze dat er in de aangrenzende kamer een stoel werd verschoven, en daarna klonken er voetstappen. Haar hart bonsde luid en snel. Ze voelde het tegen haar borst slaan, en in haar oren gonsde het luid. De druk achter haar ogen nam toe. De spanning was zo ondraaglijk dat ze het wel uit kon schreeuwen.
Cedric Swann opende de deur van zijn studeerkamer. Gedurende één tel stond haar hele leven stil en zat ze gevangen, ergens tussen haar verborgen angsten en grote opluchting in. Ze stapte op hem af en vluchtte in zijn veilige, warme omhelzing. Ze begon te huilen, niet stilletjes maar met luide, onbedwingbare snikken, niet in staat om iets te zeggen of om uit te leggen wat ze daar deed. Hij leidde haar naar zijn studeerkamer en liet haar plaatsnemen bij de open haard. Nadat hij haar tranen met zijn zakdoek had gedroogd, schonk hij een beetje sherry voor haar in en gaf haar het glas. Daarna liep hij naar zijn bureau en deed een lade van het slot. Toen hij zich weer naar haar omdraaide, had hij een pakje en een envelop met een sleutel in zijn handen.
“Solange,” zei hij. “Mijn lieve, lieve, mooie meisje. Ik denk dat je hiervoor bent gekomen.”