Saint-Joseph de Caune, 1970
Bij thuiskomst trof Solange het oude huis vredig aan.
“Lorette! Ik ben blij dat ik weer thuis ben. Is alles in orde? Waar is papa? Zijn er nog mensen langsgekomen?”
“Ik weet niet wat jij en madame De Savoie hebben bekokstoofd, Solange, maar ondanks je waarschuwingen vanuit Parijs heb ik geen vreemde telefoontjes gehad of onverwachte bezoekers gezien. Als je grootmoeder van plan is een of andere chique ceremoniemeester voor de bruiloft te sturen, dan is hij nog niet aangekomen. Je vader zit in de bibliotheek. We zien hem de laatste tijd niet vaak. Hij is altijd buiten in de wijngaarden of praat met de kuipers of de mensen die bodemmonsters nemen en god mag weten wie allemaal. Maar het is goed voor hem, druk bezig zijn. Dat zul je zelf wel zien.”
Solange liep naar de bibliotheek, waar ze tot haar verrassing ook Edouard zag zitten. Hij stond op, met een vragende blik in zijn donkere ogen. Ze omhelsde haar vader en drukte hem even dicht tegen zich aan, met haar armen stijf om zijn nek geslagen. Hij zag er gebruind en fit uit.
“Wat heerlijk dat je er weer bent, liefje. Ik dacht dat je nog een paar dagen in Parijs wilde blijven.” Aan zijn glimlach was te zien hoe verbaasd hij was. “Heb je nu alles al geregeld? Dat kan toch niet?”
“Nou, ik heb besloten het een en ander uit te stellen totdat ik minder zou worden afgeleid.” Ze was zich heel erg bewust van Edou-ards blik. Ze liep naar hem toe en kuste hem op beide wangen.
“Ik ben blij dat de wijngaarden je weer zo snel naar huis hebben kunnen lokken,” zei hij op een toon die niets verried. “Wat heerlijk dat de verrukkingen van onze hoofdstad je niet volledig hebben opgeslokt.”
Ze ergerde zich vreselijk aan zijn opmerking en wist zeker dat hij haar uitlachte.
“Ik heb je zoveel te vertellen, Solange.” Henri pakte haar hand. “We hebben bijna de hele ochtend in de wijngaarden gezeten. Volgende week worden de nieuwe opslagtanks en de vaten voor de cave bezorgd, en aan het einde van de maand zal alles op zijn plaats staan. Ruim op tijd voor het begin van de oogst. Blijf je eten, Edouard?”
“Nee, dank u wel. Ik neem aan dat u nog het een en ander met Solange te bespreken heeft nu ze weer thuis is.” Edouard dronk zijn glas whisky leeg. “Ik hoop dat u me later deze week nog eens uitnodigt.”
Solange opende de deur naar de hal, en ze stonden samen op de plek waar hij haar had gekust. Ze vroeg zich af of hij zich dat nog kon herinneren. Hij was nu de compagnon van haar vader, en dat was waar hij op uit was geweest.
“Het klinkt alsof alles volgens plan verloopt.”
“In de wijnbouw weet je het nooit zeker. Maar we hebben de afgelopen week veel kunnen doen. En je vader is precies zoals ik had gedacht: vol goede raad, hij heeft zoveel kennis en ervaring te bieden. Ik prijs me gelukkig.”
“Goed. Ik denk dat we je binnenkort wel weer zien.”
“In ieder geval morgen, en waarschijnlijk daarna ook elke dag.” Hij keek haar vragend aan. “Ik hoop dat je van je bezoekje aan Parijs hebt genoten. Je ziet er eerlijk gezegd nogal moe uit. Uitgeput, zelfs. Is Guy weer terug in Montpellier?”
“Ja, dat denk ik wel. Nou, nee. Hij zit nog steeds in Parijs. Hij heeft het druk met dat advocatencongres, dus het leek me…En het is niet erg beleefd om tegen een vrouw te zeggen dat ze er moe en uitgeput uitziet.” Ze wist dat ze zenuwachtig klonk.
Hij legde zachtjes zijn handen op haar schouders en keek haar onderzoekend aan. Zijn stem klonk erg zacht. “Het zijn niet mijn zaken, maar als er iets mis is, kan ik misschien helpen door een luisterend oor te bieden.”
“Je hebt gelijk. Het zijn jouw zaken niet. En er is niets mis. Ik ben gewoon moe en Guy moest de hele tijd naar vergaderingen. Daarom ben ik naar huis gegaan.”
Hij boog zich voorover, kuste haar vluchtig op beide wangen en legde toen zijn vingers onder haar kin. “Ook goed. Slaap lekker.”
Henri zat op haar te wachten in de bibliotheek. “Vertel eens waarom je nu alweer thuis bent, mijn liefje. Je reisplannen zijn de laatste tijd nogal aan veranderingen onderhevig.”
“Papa, ik weet niet precies hoe ik dit moet uitleggen. Guy en ik hebben onze verloving verbroken.”
“Wat? We hebben net aangekondigd dat jullie verloofd zijn!”
“Ik weet niet of we hem voorgoed hebben verbroken, maar we hebben in ieder geval de bruiloft uitgesteld. Het was een besluit van Guy.” Ze barstte in ontroostbare snikken uit.
Henri wist niet goed wat hij moest zeggen. “Solange, wat is er nu eigenlijk gebeurd? Wanneer zijn deze problemen begonnen, en wat is nu de ware oorzaak? Zou je niet eens vertellen wat er allemaal aan de hand is?”
Maar ze kon het hem niet vertellen. Ze kon hem niet vertellen dat hij niet haar vader was en dat haar moeder hem had bedrogen. Ze kon niets zeggen over haar vreselijke ontmoeting met de Kirwans in Parijs, of over haar angst dat Eleanor hier tijdens haar afwezigheid misschien zou opduiken. Ze kon niet uitleggen dat ze Guy verkeerd had beoordeeld en hem had gekwetst. En ze kon hem niet vertellen dat ze wist dat hij een verzetsheld was.
“Ik ben gewoon nog niet aan trouwen toe. Ik had verwacht dat je van streek zou zijn, teleurgesteld, dat je me voor gek zou verklaren. Daarom ging ik een paar dagen weg, om over alles na te denken, maar ik ben niet naar Spanje gegaan, papa. Ik ben naar Cedric in Engeland gegaan en heb met hem gepraat.”
Henri voelde een steek van pijn. Ze had hem niet in vertrouwen willen nemen. Hij had gefaald als vader, hij had haar lichaamstaai niet kunnen lezen en was zich niet bewust geweest van haar grootste angsten. “Lieverd, ik wil dit niet bagatelliseren, maar de meeste mensen hebben voor hun trouwen last van zenuwen. Ik weet zeker dat Guy van streek is, maar hij zal wel geduld hebben.”
“Ik weet niet of we ooit weer samen zullen zijn. Ik dacht dat ik van hem hield. Hij is vriendelijk en goed en ik voel me schuldig omdat ik hem heb gekwetst. Maar hij wist dat ik er nog niet aan toe was.”
De volgende ochtend werd ze gewekt door koerende houtduiven, het opgewonden gezang van de krekels en het koele geluid van opspattend water. Ze rende de trap af en voegde zich bij Henri in het zwembad dat Celine voor hem had laten aanleggen onder het stenen terras. Solange zwom net als hij dertig baantjes. Daarna ontbeten ze samen op het terras.
“Wil je over Guy praten, of over je grootmoeder?”
“Nee, papa. Ik heb een paar dagen nodig om alles op een rijtje te zetten. Ik hou me liever bezig met wat jullie hier allemaal hebben gedaan. Met de vorderingen die jullie hebben geboekt.”
Henri voelde zich zowel kwaad als gekwetst door haar weigering, maar hij wist dat aandringen hem niet verder zou helpen. Daarom begon hij te vertellen over de veranderingen in de wijngaarden.
In de daaropvolgende weken was Solange druk bezig alle details van de nieuwe onderneming te leren. Ze wachtte op een teken van verzoening van Guy, maar hij liet niets van zich horen. In de pas herstelde cave van Roucas Blancs werden de eerste roestvrijstalen tanks en nieuwe eikenhouten vaten geplaatst. Toen de metselaars en timmerlieden klaar waren met hun werk, richtte ze een klein kan-toortje in. Ze schilderde de muren en hing oude prenten op, en op een ochtend kwam ze met een aanhanger waarop een groot bureau, een paar stoelen, een tafeltje en een comfortabele bank stonden.
“Waar is dat voor?” Edouard liet zich op de bank vallen. “Ga je mensen op de thee vragen?”
“Dit is allemaal voor jou,” zei ze lachend. “Je zult hier vast wel een paar nachtjes slapen, wachtend op de eerste vendange, op telefoontjes, op belangrijke analyses en wijnliefhebbers uit Bordeaux, op…”
“Ja, ja, ik snap het al. Maar aangezien wij hier nu de enige twee belangrijke mensen zijn, kunnen we hem net zo goed even uitproberen, hè?” Hij toonde haar met opzet een roofdierachtige grijns.
“Wat uitproberen?”
“De bank, Solange. De bank.”
“Die hoefik niet uit te proberen, dank je. Hij heeft jaren in mijn speelkamer gestaan.” Ze glimlachte liefjes naar hem en reed weg, verontrust door de vlaag van opwinding die ze had gevoeld toen hij haar zo speels dat voorstel had gedaan. Er was vast iets mis met haar. Het was nog geen maand geleden dat ze had gebroken met haar verloofde, dus kon ze nu onmogelijk naar een andere man kijken en voelen dat…ja, wat voelde ze eigenlijk? Ze probeerde het raadsel niet verder te ontrafelen. Iedere vrouw die in haar situatie verkeerde, zou het prettig vinden als iemand haar aantrekkelijk en begeerlijk vond.
Edouard kwam elke dag langs en bleef ‘s avonds vaak eten, soms samen met zijn vader. Ze praatten niet alleen over de wijngaarden, maar ook over muziek, reizen en boeken. Tijdens de verzengend hete dagen van eind juli pakte Solange vaak een picknickmand en reed Edouard hen naar de schaduwrijke bossen van de Haut-Languedoc, boven de wijngaarden, waar ze in de rivier zwommen en op de platte rotsen in de zon gingen liggen om te drogen, terwijl ze ondertussen praatten over de grote oogsten die hun te wachten stonden.
In augustus bleef de zon onverminderd schijnen. Ze keken naar de hemel en hielden de weerberichten in de gaten, hopend dat het nog een week of twee droog zou blijven. Niemand had echt veel vertrouwen in het officiële weerbericht, en elke dag was een nieuwe gok. De druiven hingen onder hun koele bladerdak en absorbeerden het volle, wilde karakter van de omringende garrigue. Ze waren allemaal opgewonden en vol verwachting, al durfde niemand het toe te geven. In deze cruciale periode waren ze allen zo hoopvol dat ze hun gevoelens niet durfden te verwoorden. En dus bleven ze wachten en probeerden zo goed en kwaad als het ging het weer te voorspellen en hun optimisme te beteugelen.
“Het is vandaag de laatste dag van augustus.” Henri dronk zijn glas wijn leeg en stond op van de eettafel. “Ik denk niet dat we nog langer moeten wachten. Laten we over een week met de oogst beginnen. De druiven zijn rijp. Wat denken jullie ervan?”
Ze hadden buiten op het terras gegeten. De lucht was vervuld van de geuren van lavendel, rozen, jasmijn en pas gemaaid gras. Edouard zat tegenover zijn compagnon en keek Solange aan. Haar huid had de kleur van donkere honing, het maanlicht benadrukte de vormen van haar jukbeenderen en haar hals en speelde over de rondingen van haar borsten en haar blote armen.
“Ik moet je bekennen, Henri, dat je dochter vanavond net een godin lijkt. Ik zou haar eigenlijk moeten beschrijven, zoals ze daar in het maanlicht zit.” Hij had plagend willen klinken, maar hij kon zelf de emotie in zijn stem horen.
“Ik geloof dat je me in verlegenheid wilt brengen.” Solange wendde zich blozend af.
Henri merkte dat de sfeer ineens veranderde, maar het verbaasde hem niet. Edouard stond plotseling op en kondigde zijn vertrek aan.
“Ik laat je wel even uit.” Solange voelde dat haar bloed sneller begon te stromen, maar ze hoopte dat ze de enige was die merkte hoe opgewonden ze werd.
“Nee, Solange, blijf maar hier bij Henri. Je bent een plaatje zoals je daar zit, het zou zonde zijn dat te verstoren. Slaap lekker.”
Na zijn vertrek ging ze naar haar kamer en kroop in bed, maar ze kon de slaap niet vatten. De lucht was zwaar en drukkend geworden. Uiteindelijk viel ze in een rusteloze slaap, maar een paar uur later werd ze wakker doordat ze de luiken heen en weer hoorde klapperen. De hemel zag zwart. Toen hoorde ze het geluid van regen, die eerst zachtjes neerviel, maar vervolgens in een gestaag ritme op de aarde neerkwam. Het mocht niet regenen, de oogst was veel te nabij! De druiven zouden het water absorberen, waardoor het alcoholgehalte zou dalen. Solange stond voor het raam te wachten tot de bui voorbij zou trekken. Na een tijdje stak de wind op, die de platanen aan het ruisen maakte, de bamboestruiken langs de rivier deed ritselen en de cipressen liet bewegen zodat hun takken als pluimen omhoogstaken in de boze lucht. De rivier onder haar begon te stijgen; zijn rustige gezang veranderde in een crescendo van brullend water. Er was een bliksemflits te zien, die werd gevolgd door een rollende donder. Ze trok haar ochtendjas aan en liep de trap af naar Henri’s slaapkamer.
“We kunnen geen buien gebruiken.” Hij stond voor het raam en keek naar de nacht die hij niet kon zien.
“Nee, maar de wind is opgestoken, dus waarschijnlijk waait de bui snel over. Dan stellen we de oogst nog een paar dagen uit en moeten we maar hopen dat de zon ondertussen zijn werk doet. We hebben de tijd. Het is pas eind augustus.”
Solange ging naar de keuken en maakte warme chocolademelk voor hen klaar. Toen ze terugkwam, regende het nog steeds, maar de wind was gaan liggen. Ze bleven als aan de grond genageld staan toen ze ineens een vreselijk geluid hoorden. Eerst klonk het zacht en kletterend, maar het zwol zo snel aan dat ze elkaar nog nauwelijks konden verstaan. Hagelstenen geselden het dak en de muren van het oude huis en vielen kapot op het terras onder hen.
Henri bleef voor het raam staan en zag in gedachten de schade die de hagel aanrichtte aan de beschermende bladeren. De dodelijke balletjes bevroren water scheurden het vel van de druiven kapot en trokken de trossen van de stelen. Ze veranderden zijn dromen in hoopjes donkere moes.
De telefoon ging. Het was Paul Ollivier die hun vertelde dat Edouard naar buiten was gegaan om te kijken hoe erg de hagelbui was. Ze zaten zwijgend te wachten. Het duurde bijna twee uur voordat de hagelbui in kracht afnam en de eerste tekenen van de dageraad te zien waren.
Solange trok een oud hemdje en een korte broek aan, bond haar haar samen onder een vilten petje en pakte een waterdicht jack. Buiten was de hagelbui overgegaan in een dunne motregen. De enige herinnering aan de bui waren het duistere grijs van de hemel en de ongewone witheid van de grond, die bedekt was met een deken van prachtige, vernietigende hagelstenen. Op de heuvel aan de westzijde trof ze Joel en zijn zoon aan. Ze konden geen woord uitbrengen van vermoeidheid en ontzetting.
“Waar is hij?”
“Achter in de nieuwe wijngaarden, in de buurt van de cave?”
Even later zag ze Edouard tussen de verwoeste planten staan. Zijn silhouet tekende zich duidelijk af tegen het groeiende licht. Solange wierp een blik op hem en rende toen door de laatste van de verwoeste wijngaarden, bijna stikkend in de nevelige lucht. Ze haalde haar benen open aan de geknakte stammen van de verwrongen wijnstokken. Een keer struikelde ze en viel in de zielige overblijfselen van hun druiven, waardoor ze een diepe snee in haar arm opliep. Ze klauterde overeind, veegde de modder en bladeren van zich af en rende verder tot ze bij hem was.
Hij draaide zijn hoofd om, en ze zag dat zijn gezicht onder de modder zat en dat zijn kleren nat en gescheurd waren. Er lag een verdrietige uitdrukking op zijn gezicht die zo hevig en intens was dat ze hem niet kon aankijken. Hij stak zijn armen naar haar uit en ze hielden elkaar zwijgend vast, verenigd door hun verdriet. Ze pakte zijn hand vast en leidde hem naar de cttve. Ze gingen tussen de eikenhouten vaten liggen die de inhoud van zijn dromen hadden moeten bevatten en bedreven de liefde, in een wanhopige poging troost te vinden. Daarna bleven ze samen liggen. Hij hield haar vast en had zijn ogen gesloten. Zijn ademhaling was onregelmatig. Ze hief haar gezicht naar hem op, en hij kuste haar, proefde de aarde op haar huid en het zout van haar tranen. Hij knoopte haar gescheurde hemd los en drukte zijn gezicht tegen haar lichaam. Hij liefkoosde haar voor de eerste keer, volgde de weelderige lijnen vah haar lichaam, streelde de romige huid van haar buik en de binnenkant van haar zachte dijen. Ze hield hem dicht tegen zich aan en fluisterde tegen hem. Toen hij weer bezit van haar nam, wist ze niet of ze huilde omdat hun dromen waren verwoest of omdat ze blij was dat hij zo naar haar verlangde. Ze hield hem stevig vast, in de hoop dat hij haar medeleven en troost zou voelen.
Ten slotte stond hij op en zocht hun kleren bijeen. Hij kleedde haar vol tederheid aan, streelde haar haar en sloeg haar jack om haar heen, terwijl hij haar ondertussen af en toe kuste en omhelsde. Toen ze was aangekleed, sloeg hij zijn arm om haar middel. Ze deden de deuren van de cave open en betraden hun verwoeste wereld.