49

Genève, 1970

Eleanor zat onderuitgezakt in een leunstoel en zonk af en toe even weg in een rusteloze slaap. Een keer werd ze wakker, opgeschrikt door een onbekend geluid. Geschrokken ging ze rechtop zitten. Eerst kon ze zich niet herinneren waar ze was, maar toen Leah in de stoel tegenover haar bewoog, kwamen de herinneringen weer bij haar boven. Ze zat ingespannen in het donker te luisteren, maar ze hoorde alleen de wind over het grote zwarte meer waaien. Ze zuchtte en draaide zich zo goed en zo kwaad als het ging om in de leunstoel, wreef over haar pijnlijke nek en stijve ledematen en doezelde weer weg.

Langzaam drong het tot Eleanor door dat de zon opkwam. Het was gaan motregenen, en achter het terras en het kleine gazon kon ze het traag kabbelende water van het meer zien, dat onder de zware wolken zo grijs als staal leek. Haar hoofd bonsde, haar lippen waren droog en ze had een vieze smaak in haar mond. Ze keek de schemerige kamer rond en dacht aan het geluid waarvan ze die nacht wakker was geworden. Misschien was er een tak afgebroken toen de wind opstak. Maar ze had een onbehaaglijk gevoel. Ze keek even naar de kamer van Stefan en zag dat de deur dicht was. Eleanor fronste. Die had ze gisteravond expres op een kier laten staan, nadat ze hem naar bed had gebracht. Moest ze Leah wakker maken? Nee, ze zou zelf wel even naar Stefan gaan kijken. Zachtjes liep ze naar zijn kamer.

Stefan lag niet in zijn bed. Eleanor liep snel naar de andere kant van het bed, bang dat hij daar op de vloer zou liggen, maar hij was er niet. De dekens lagen op een hoopje aan een kant van het bed, maar Stefan was nergens te zien. Ze keek in de badkamer. Die was leeg. Ze werd steeds banger toen ze naar de deuren liep die naar het terras leidden. Ze stonden halfopen, en een kille, vochtige wind blies de kamer in. Het gordijn hing op een vreemde manier scheef en was aan een kant van de rail getrokken. De geraniums die buiten in de bloembak stonden waren gekneusd, alsof iemand ertegenaan was gevallen. Hij was toch niet in het donker, in de regen, het terras op gegaan? Een akelig gevoel van angst nam bezit van haar. Ze begon te bidden toen ze het trapje naar het gazon af liep. Met een misselijkmakende zekerheid zag ze de losgetrokken graspollen en de natte, vlakke sporen die naar de rand van het water voerden.

Vlak bij de oever van het meer zag Eleanor het lichaam met het gezicht naar beneden in het water liggen. Luid snikkend waadde ze het koude water in en merkte niet dat haar rok drijfnat werd en haar haar door de motregen aan haar nek vastplakte. Ze pakte Stefans armen vast en begon als een razende te trekken. Het enorme lichaam bewoog langzaam en traag toen ze hem naar de oever sleepte. Ten slotte hurkte ze neer en probeerde hem aan land te trekken.

Hij lag nog half in het water. Zijn gezicht had een blauwe tint maar zag er ondanks de verwrongen trekken vredig uit. Zijn ogen staarden nietsziend naar de hemel. Eleanor probeerde hem te reanimeren, ze wierp zich met haar hele gewicht op hem en drukte haar mond op zijn roerloze lippen, in een vergeefse poging zijn longen met lucht te vullen. Maar hij had al zo lang in het meer gelegen dat ze hem niet meer kon helpen.

Ze zag niet dat Leah op haar afkwam en merkte pas dat ze er was toen ze van het lijk werd weggetrokken. Leahs ogen waren groot en donker toen ze Stefan bij zijn schouders pakte en hem uit de natte modder en het slib trok. Toen knielde ze naast hem neer, veegde met de zoom van haar rok het water van zijn gezicht en streek met haar handen zijn kleren glad. Ze legde zijn benen recht, streelde zijn koude voeten en legde ze in haar schoot terwijl ze ze met haar rok afdroogde.

“Stefan, we moeten je afdrogen,” zei ze. “Je bent je schoenen kwijt, lieverd. Je moet je schoenen hebben. Als je geen schoenen draagt, bevriezen je voeten.”

Haar bewegingen waren vastberaden, haar stem was een fluistering. Ze leek Eleanor helemaal niet te zien. Ten slotte stond ze op en ging naar binnen. Eleanor wilde haar dolgraag volgen, maar ze kon Stefan hier niet alleen laten liggen, op de oever van het meer, buiten in de koude motregen. Zijn voeten staken wit af tegen de donkere, natte grond onder hem. Binnen klonk het geluid van een viool. Leah speelde een snelle, vreemde mars en herhaalde keer op keer dezelfde twee frasen. Eleanor stond te trillen en durfde zich niet te bewegen, maar ook niet te blijven waar ze was. Ze dwong zichzelf om op te staan. Ze moest een dokter bellen, medische hulp inroepen, zowel voor Leah als voor haar arme, dode echtgenoot. Eleanor wendde zich van Stefans lichaam af en rende naar binnen. Leah stond met een wezenloze blik in de hoek bij de piano. Haar vingers klemden zich om de strijkstok, haar viool drong in haar wang. Ze stond kaarsrecht, met haar vingers op de snaren, en bewoog alleen de arm waarin ze de strijkstok hield.

Eleanor rende door de zitkamer naar de telefoon in de gang. Ze bladerde door het telefoonboek, op zoek naar de alarmnummers. Ze moest een ambulance bellen en de politie waarschuwen. Maar ze wist niet of ze dit allemaal wel aankon, en hoe ze de gebeurtenissen van deze nacht aan de autoriteiten moest uitleggen. Achter haar bleef Leah als een bezetene spelen. Het beeld van de onverstoorbare kalme Gareth schoot door haar gedachten. Hij zou wel weten wat ze moest doen. Het leek een eeuwigheid te duren voordat ze zijn stem hoorde, die nog wat slaperig klonk. Plotseling was hij klaarwakker en helemaal bij de les, en beloofde haar dat hij meteen zou komen. Ze leunde tegen de muur en probeerde tot rust te komen. Leah was nog steeds aan het spelen, maar de muziek klonk nu rustiger, zij het indringender. Eleanor bladerde door de verschillende notitieboekjes en papieren op het tafeltje waarop de telefoon stond en vond een klein adresboekje. In het boekje vond ze de naam en het adres van een plaatselijke arts. Ze draaide het nummer. Hij was meteen vol begrip. Hij kwam er nu aan, zei hij. Hij zou de autoriteiten inlichten en een ambulance laten komen.

De tijd verstreek langzaam en leek de nachtmerrie van deze grijze ochtend te verlengen. Gareth kwam als eerste aan. Ze sloeg dankbaar haar armen om hem heen en nam hem mee naar binnen. Even later arriveerde dokter König, die haar op geruststellende toon vertelde dat Stefan al twintig jaar lang zijn patiënt was. Het duurde even voordat ze de ontzette Leah naar haar kamer konden brengen. Toen de dokter zijn dokterstas opende, viel de viool met een bons op de grond. Ze deinsde voor hem terug, naar een hoek van de kamer, en hief haar handen in een verdedigend gebaar voor haar gezicht. Ten slotte leidde Eleanor haar zachtjes naar haar slaapkamer en gaf dokter König haar een kalmerend middel. De plaatselijke politie en de ambulance kwamen aan om Stefans lichaam mee te nemen. Dokter König stelde de overlijdensakte op waarin werd bevestigd dat zijn dood een ongeluk was. Toen de politie en de ambulance waren weggereden, nam de dokter in de zitkamer plaats voor een gesprek. Hij keek onderzoekend naar Eleanors bleke, gekwelde gezicht.

“U bent zelf ook behoorlijk geschrokken, mademoiselle.”

“Het gaat best, dokter. Het gebeurde alleen allemaal zo onverwacht. Leah is een oude vriendin van mijn vader die ik gisteren pas voor het eerst heb ontmoet. Wat gaat er nu gebeuren?”

Dokter König schudde zijn hoofd. Zijn mollige, vriendelijke gezicht was vol medelijden. “Ze heeft in de loop der jaren al zoveel moeten doorstaan. De toestand van haar echtgenoot was de afgelopen maanden behoorlijk verslechterd. Ik denk niet dat hij nog veel langer zou hebben geleefd.”

“Maar wat moeten we nu met Leah doen?” vroeg Eleanor. “Ik vind het vreselijk haar nu naar een ziekenhuis te moeten sturen.”

“Het kan zijn dat dit maar een paar uur of een paar dagen duurt, maar het kan ook veel ernstiger en langduriger blijken.” De ogen achter de dikke bril waren vol medeleven. “Het zou het best voor haar zijn als ze in haar eigen, huiselijke kring kon blijven, maar ze zal medische zorg nodig hebben, anders zal ze niet herstellen en is ziekenhuisopname onvermijdelijk.”

Eleanor stond ineens op. “Wilt u daarmee zeggen, dokter König, dat ze thuis zou kunnen herstellen, mits er maar iemand bij haar is om wie ze geeft en die voor haar kan zorgen?”

“Als het niet meer is dan een kortstondige reactie op een schok, ja, dan zou dat het beste voor haar zijn, vooropgesteld dat ze natuurlijk goed wordt verzorgd.”

“Er is iemand die voor Leah zou kunnen zorgen. Mijn oom, Seamus O’Riordan. Ze hebben elkaar jaren geleden erg goed gekend. Als de oorlog ze niet had gescheiden, zouden ze waarschijnlijk met elkaar zijn getrouwd. En Seamus is arts. Zou het haar helpen als hij naar Genève zou komen? Als hij dat wil?”

“Dit is een bijzonder moeilijke situatie, Eleanor,” zei Gareth fronsend. “We kennen Leah niet erg goed. En we weten niet wat ze er zelf van zal vinden. Het klinkt als een prachtig plan, dat zeker. Maar ze hebben elkaar al bijna dertig jaar niet meer gezien.”

“Seamus heeft me pas vorige week over Leah verteld. Hij zei dat hij altijd van haar is blijven houden. En ik heb gisteren de hele avond met haar doorgebracht. Ze heeft toen zelf nog gezegd dat ze altijd alleen maar van hem heeft gehouden.”

Gareth pakte Eleanors hand. “Misschien herinnert ze zich Seamus liever zoals hij was. Het zou tragisch zijn als de droom die hij zo lang over haar heeft gekoesterd nu wreed wordt verstoord.”

“O, Gareth, ik weet zeker dat vader wilde dat ik die brief zou bezorgen omdat hij wist dat ze elkaar nodig hadden en hoopte dat ze weer bij elkaar zouden komen. Dat weet ik zeker! En natuurlijk is het een gok! Maar liefde heelt alle wonden, beter dan wat dan ook.” Ze wendde zich tot dokter König. “Wat vindt u ervan, dokter? Zal ik mijn oom bellen?”

Dokter König deed zwijgend zijn bril af, maakte hem schoon en zette hem weer op, knipperde even met zijn ogen, alsof hij hoopte zo een heldere blik op de kwestie te krijgen. Toen knikte hij langzaam. Eleanor pakte de hoorn van de haak en draaide het nummer.

Seamus werd gewekt door de telefoon die beneden aanhoudend bleef rinkelen. Hij had het gevoel dat hij nog maar net in bed lag. James en Elizabeth waren de vorige avond teruggekeerd uit Parijs en waren stomverbaasd toen ze hoorden dat hun zus in Genève zat. Seamus had Helena opgehaald uit Connemara, zodat ze bij haar kinderen kon zijn, en hij vertelde hun alles wat hij wist over Eleanors missie, al was dat niet veel. James had net zijn ontmoeting met Solange beschreven en verteld dat ze hadden ontdekt dat hun vader het Croix de Guerre had ontvangen. Helena had naar het haardvuur zitten staren, maar keek vervolgens haar kinderen aan. “Ik wil dat jullie weten dat ik in het verleden vreselijke dingen heb gedaan, waarvan ik erg veel spijt heb,” zei ze. “Maar jullie moeten ook weten dat ik erg veervan jullie hou.”

“Moeder…” James vond het vreselijk de pijn in haar stem te moeten horen.

“Toen jullie vader overleed, heb ik me gewoon helemaal in mijn eigen wereldje teruggetrokken.” Helena leek hem niet te hebben gehoord. “Ik heb helemaal niet aan jullie gedacht. Dat was niet eerlijk. Het was zelfs wreed. Dat zou jullie vader helemaal niet hebben gewild.”

“Het was een normale reactie,” had Lizzie gezegd. “Heel natuurlijk.”

“Nee,” zei Helena. “Ik zwolg in zelfmedelijden. Zonder hem wilde ik niet meer leven, maar ik zag niet eens dat jullie me nodig hadden, en dat spijt me. Maar het spijt me vooral voor Eleanor. Ze probeerde mijn verdriet te verzachten, maar ik ging er helemaal in op en heb haar gekwetst. Ik zou willen dat ze hier was.”

“Alsjeblieft, moeder, hou op.” James’ stem klonk zacht. “We zijn er allemaal achter gekomen dat het niet zo simpel ligt.”

“Ik ben erg moe. Ik wil naar bed.” Helena stond op. “Als Eleanor terug is uit Genève, gaan we allemaal bij elkaar zitten en zal ik jullie een aantal dingen vertellen die jullie nog niet weten. Maar dat doe ik pas als ze er is. Het betreft ons allemaal.” Ze had hen vluchtig gekust, even de wang van haar broer aangeraakt en de kamer verlaten.

Seamus had nog een paar uur beneden met James en Elizabeth zitten praten over zijn eerste reis naar Frankrijk en de gebeurtenissen die tot de gevangenschap van hun vader hadden geleid. Ten slotte had hij erop gestaan dat ze naar bed gingen.

Toen hij de telefoon hoorde, ging hij rechtop zitten en keek op zijn horloge. Het was nog geen zeven uur, en even dacht hij dat hij in Connemara was en dienst had. Hij hoorde dat James opnam, maar kon niet verstaan wat er werd gezegd. Toen klonken er voetstappen op de trap en werd er op zijn deur geklopt.

“Seamus,” riep James. “Het is Eleanor. Ik denk dat er iets mis is.”

Seamus trok zijn ochtendjas aan en rende de trap af. “Eleanor?” Aan de andere kant van de lijn kon hij haar onregelmatige ademhaling horen. “Goed, meisje, haal even een paar keer diep adem, dan kalmeer je wel weer.”

Aan de andere kant van de lijn keek Eleanor naar Gareth, die haar een bemoedigende glimlach schonk. Maar waar moest ze beginnen?

In de studeerkamer in Killiney zag James zijn oom wankelen. Snel pakte hij een stoel voor hem. Seamus’ gezicht zag grauw van schrik. Helena verscheen en rende de kamer in, op haar broer af. Hij klampte zich als een klein jongetje aan haar vast.

“Is Leah daar? Heeft Richard dit gedaan? En Stefan is dood?” Hij herhaalde zijn vragen. “Ik kan het niet geloven! Ik kan het niet bevatten. In godsnaam, Eleanor, zeg het nog eens!”

Helena sloeg haar armen om hem heen en drukte haar hoofd tegen de hoorn, zodat ze kon horen wat Eleanor hem vertelde. Seamus leunde met gesloten ogen tegen haar slanke lichaam en luisterde naar Eleanor. Zijn gezicht was asgrauw. “Natuurlijk kom ik. Ik pak het eerste het beste vliegtuig. Ik weet zeker dat de dokter gelijk heeft, een vertrouwde omgeving is het beste. Ik vertrek meteen. Ik ben er in de loop van de dag.”

Hij had geen tijd om alle details met Helena te bespreken en kon al helemaal niets uitleggen aan James. Elizabeth, die wakker was geworden door al het tumult, was naar de keuken gelopen. Ze begreep helemaal niet wat er aan de hand was. Haar altijd zo kalme oom stond uit te huilen op de schouder van haar moeder. Het was beangstigend. Helena zette koffie en gaf Seamus wat geroosterd brood. James deed wat hem werd gevraagd en belde het vliegveld om een plaats te reserveren. Elizabeth ging zitten, terwijl ze door iedereen werd genegeerd, zich verbazend over wat ze zag.

Ten slofte stond Seamus bij de deur, met in zijn hand een koffertje dat Helena voor hem had gepakt. Buiten startte James de auto. Elizabeth stond nog steeds verbijsterd naast haar moeder op de stoep, en keek naar de wegrijdende auto.

“Lizzie.” Heiena’s gezicht straalde. “Kom mee naar binnen. Ik moet je een liefdesverhaal vertellen.”