Saint-Joseph de Caune, 1970
De twee volgende dagen werkte Solange samen met tante Jeannette aan een nieuwe begroting die weinig ruimte voor optimisme bood. Ze wist dat ze haar kop in het zand stak, maar ze bleef koortsachtig aan het verslag werken en vermeed elke confrontatie met Edouard. Ze controleerde net een rijtje getallen toen de telefoon ging.
“Hallo, Solange, met Guy. Ik vroeg me af hoe het gaat. Hoe is het met Henri?”
Even voelde ze zich schuldig. “Ik ben bezig met een schaderapport voor de bank. Papa en Edouard moeten er overmorgen naartoe. Ze moeten goed voorbereid zijn en ik heb het erg druk gehad.”
“Dus je hebt nog niet met Edouard over je plan gesproken?” Er viel een lange stilte, die ook aan haar kant van de lijn voelbaar was. Toen klonk zijn stem weer: “Ik heb met je advocatenkantoor in Parijs gesproken en een manier gevonden om het geld anoniem door te sluizen naar het bedrijf dat Henri en Edouard hebben opgericht.”
“Het gaat volledig anoniem?” vroeg ze met zachte stem, zich akelig bewust van de aanwezigheid van tante Jeannette.
“Ja. Maar we hadden een afspraak, weet je nog? Ik stel voor dat jij je aan jouw deel houdt, dan kan ik de papieren in orde maken. Daarna zou ik Henri graag willen opzoeken, en jou ook. Ik zou vooral graag wat tijd met jou willen doorbrengen.”
Ze gaf niet meteen antwoord op zijn laatste opmerking, maar zei alleen dat ze hem over een dag of twee weer zou bellen. Toen ze ophing, verscheen Edouard in de deuropening. “Goedemiddag.” Hij klonk opgewekt. “Hebben jullie gezien dat de zon schijnt? Ik denk dat het deze week wel mooi weer wordt. Ik ben net terug van de coöperatie. Ze zeiden dat ze wilden beginnen met de oude druiven van de wijngaarden van Roucas Blancs, en daarom beginnen we morgen met plukken.”
“En de nieuwe wijngaarden?” Solange keek hem niet aan.
“Die gaan we eind volgende week oogsten. Op die manier hebben de overgebleven druiven zoveel mogelijk extra tijd om zich te herstellen. Als het weer zo blijft, kunnen ze nog wat extra zon opnemen en stijgt het alcoholgehalte weer. We zullen zien. Kom met me mee naar buiten, dan nemen we een kijkje bij de bovenste wijngaard.”
Met tegenzin stapte ze de warme middag in. Ze reden samen naar de heuvel die uitzicht bood over het Domaine de Valnay. De zon stond hoog aan de blauwe hemel. Onder hen spreidden de wijnstokken hun bladeren uit en zogen ze gretig de warmte van de middag op uit de vochtige aarde. Hij zette de motor af en ze bleven zwijgend zitten. Solange was gespannen en ergerde zich aan haar eigen gereserveerdheid en deed haar uiterste best haar opwinding te verbergen.
“Ik wil met je vrijen.” Hij streelde haar over haar wang en boog zich naar haar toe, zijn mond op zoek naar haar antwoord.
“Nee, ik moet met je praten. Er zijn dingen die je niet weet, Edouard. Ik moet met je praten over de wijngaarden, over alle ellende. En over het feit dat ik zelf ellende veroorzaak. Ik moet met je praten over mijn vader.”
Ze klonk agressief, en hij trok zich van haar terug en probeerde haar stemming te peilen.
“Solange, het voelde laatst op de een of andere manier niet juist, terwijl je vader in de kamer naast ons zat te piekeren en wij nergens alleen konden zijn. Maar nu zijn we met zijn tweet jes, hier in onze wijngaarden.”
“Hij is niet mijn vader.” De woorden klonken levenloos en dof, waardoor de mededeling des te schokkender was.
“Wat? Waar heb je het over?”
“Henri de Valnay is niet mijn vader. Ik ben een foutje, een ongelukje—het gevolg van een verhouding tussen mijn moeder en een Ier die ze tijdens de oorlog heeft leren kennen. Ze kregen een verhouding en zij raakte zwanger.”
“Ik begrijp niet waar je het over hebt, Solange, maar jij bent beeldschoon. Jij zou nooit een ongelukje kunnen zijn, je bent een opzettelijk wonder der natuur.”
“Nee, je moet luisteren, dan zal ik het je uitleggen. Hij is dood, zie je, de man die mijn vader was. En ik weet pas sinds kort dat hij bestaat, en papa weet niet dat ik zijn kind niet ben. Dat denk ik althans. Ik denk niet dat ze het hem ooit heeft verteld.”
Het verhaal rolde van haar lippen, en hij luisterde zwijgend tot ze klaar was. Toen deed hij het portier open, pakte haar hand en trok haar het avondlicht in. “Ik kan me voorstellen dat je geschokt was, dat het moeilijk was dit voor jezelf te houden, dat het je moeite kostte om in bijzijn van Henri net te doen of er niets aan de hand was. Maar kijk om je heen, Solange. Je hebt dit allemaal gekregen. Jij en Henri en ik mogen ons gelukkig prijzen omdat we de erfgenamen van deze prachtige aarde zijn. Het maakt niet uit wie we zijn of hoe we hier zijn gekomen. Het enige wat telt, is dat we zijn voorbestemd hier nu te zijn, samen, met z’n allen.”
Hij sloeg zijn arm om haar schouders en trok haar tegen zich aan, in een beschermend gebaar dat onwennig aanvoelde. Het gevoel van tederheid dat hem overspoelde toen hij haar in zijn armen hield en haar haar uit haar gezicht streek, was nieuw voor hem. “God mag weten hoe, maar we zullen een oplossing vinden om dit allemaal te redden. Voor onszelf, voor onze kinderen en voor hun kinderen. Ik weet dat we een oplossing zullen vinden. Het is ons lot. En wat Henri betreft: jij bent de dochter van wie hij altijd heeft gehouden. En jij bent jezelf.”
“Nee, dat is nog niet alles. Richard Kirwan heeft me geld nagelaten. Ik heb genoeg geld om de lening van de bank te kunnen aflossen en het bedrijf draaiende te houden. Ik heb zelfs genoeg voor nieuwe wijnstokken, voor de volgende fase van de aanplant. Ik wil het geld in het bedrijf steken dat je samen met papa bent begonnen.”
“Dat zal Henri nooit toestaan.”
“Jezus, hij weet het helemaal niet. Heb je dan niet geluisterd naar wat ik zei? Maar ik kan je helpen voort te zetten waaraan je bent begonnen.” Haar stem klonk vlak. “Ik kan het anoniem doen. Hij zal nooit weten waar het geld vandaan is gekomen. En dat is heel belangrijk voor je, hè? Dat je genoeg geld hebt om door te gaan?”
“Ja, natuurlijk is dat belangrijk. Maar dat kunnen we ook via de bank regelen. Ik denk dat ik ze wel zover kan krijgen dat ze onze lening opnieuw bekijken. Ik denk niet dat ze ons vanwege één tegenslag meteen laten vallen.” Hij maakte zich van haar los, maar bleef haar hand stevig vasthouden. “We vinden wel een oplossing, dat weet ik zeker. Ik heb de laatste vier dagen aan niets anders kunnen denken. Ik ben degene die Henri heeft overgehaald al zijn geld in de wijngaarden te steken. En ik zal niet toestaan dat jij je erfenis hiervoor gebruikt.”
“En ik wil niet dat hij jarenlang gebukt gaat onder de zorgen!” onderbrak ze hem ongeduldig. “Ik wil dat hij van deze nieuwe onderneming geniet, zonder allerlei hoofdbrekens. Je denkt alleen maar aan jezelf en aan de wijngaarden. Het kan jou niet schelen als het even wat minder goed gaat. Maar ik denk aan papa en aan zijn gemoedsrust. Ik laat het geld van mijn erfenis overmaken naar jullie bedrijfsrekening. En jij gaat aan mijn vader vertellen dat je een stille vennoot hebt gevonden die jullie genoeg geld leent om de zaak draaiende te houden en zelfs uit te breiden.”
“Dat is belachelijk, en dat doe ik niet.” Hij liet haar hand los. “Je doet net alsof het welzijn van Henri me niets kan schelen, alsof ik de wijngaarden alleen maar in mijn eigen belang draaiende wil houden. Nou, dan heb je het mis. Je hebt het mis en je beledigt me. Je begrijpt me helemaal niet. Ik ga niet je geld aanpakken en er vervolgens over liegen. Dat doe ik niet.”
Ze deed een stap van hem vandaan. Hoewel ze haar handen in haar zakken hield, kon hij zien dat ze haar vuisten had gebald. Haar voeten had ze stevig op de aarde geplant waarvan ze allebei zoveel hielden. Hij wilde haar weer in zijn armen nemen, maar ze duwde hem van zich af.
“Ja, je doet het wel! Je doet het voor papa! Je mag geen nee zeggen, dat zou ongelooflijk egoïstisch zijn. Dan zou je je alleen maar laten leiden door je trots, door je stomme ego! Je moet dit doen, zodat hij niet opnieuw om een lening hoeft te vragen. En je moet nu zeggen dat je het doet.”
Hij probeerde het over een andere boeg te gooien. “Henri gelooft nooit dat ik een stille vennoot heb gevonden die zijn naam niet bekend wil maken. Daar trapt hij niet in, dat is veel te onwaarschijnlijk.”
“Guy heeft een manier ontdekt waarop het wel kan. Dat heeft hij me vanmiddag zelf verteld…”
“Guy St. Jorre?” Edouard keek haar vol ongeloof aan. “Is Guy St. Jorre hierbij betrokken? Henri heeft me verteld dat je je verloving hebt verbroken.”
Solange nam deze informatie stilzwijgend in zich op. Henri had het toch niet aan anderen verteld? Ze hadden besloten het aan niemand te vertellen. Hij had zijn woord niet gehouden. “Guy heeft het verhaal van mijn grootmoeder in Parijs gehoord, en van de familie Kirwan.”
“Ga je daarom niet meer met hem om? Wilde hij niet meer verder met je vanwege je ouders?”
“Nee, natuurlijk niet. Daar heeft hij veel te veel eergevoel voor. Hij was alleen maar overstuur omdat ik hem niet genoeg vertrouwde om het hem te vertellen.”
“Maar je kon dit wel allemaal aan mij vertellen? Je had het idee dat je wel met mij kon praten?”
“Guy vond dat ik het je moest vertellen. Het was onderdeel van onze afspraak.” Op het moment dat ze die woorden zei, wist ze dat ze dit niet had moeten zeggen.
“Dus ik ben gewoon deel van een afspraak tussen jou en Guy St. Jorre waarmee je je vader wilt redden.” Hij lachte spottend en luid. “Dat was erg slim van Guy. En als ik weiger, zul je denken dat ik niet genoeg om Henri geef, dat ik niet goed genoeg ben om zijn vennoot te zijn. Ik had nooit gedacht dat ik zo weinig betekende.”
“Zo is het niet.”
“O ja, zo is het wel, en daar hebben jij en je slimme, vindingrijke advocaat voor gezorgd. Wat ben ik ontzettend stom geweest. Echt verschrikkelijk stom!”
Ze wilde zijn hand pakken en hem strelen, ze wilde een einde maken aan deze onenigheid, hem op de grond trekken en haar armen en benen om hem heen slaan. Ze hief haar gezicht naar hem op, bood hem haar mond aan en legde haar handen aarzelend op zijn borst.
Hij kuste haar zo ruw dat haar lippen er pijn van deden en trok haar zo hard naar zich toe dat haar rug zich pijnlijk naar achteren boog. Ze probeerde hem tot zachtheid te verleiden, ze probeerde zijn gezicht te strelen en hem zover te krijgen dat hij haar voorzichtig aanraakte, maar hij liet haar plotseling los en stapte in de auto. Zwijgend reden ze naar huis. Toen wendde hij zich met een grimmig, ondoorgrondelijk gezicht tot haar. “Ik merk dat je het hele idee van Guy St. Jorre zonder pardon slikt en al precies mijn rol hebt bepaald. Het kan jullie natuurlijk geen van beiden schelen hoe ik me voel. Hoe integer ik ben. Het is zelfs wel duidelijk dat je er gewoon van uit bent gegaan dat ik helemaal niet integer ben. Vertel eens, wanneer zien we je advocatenvriendje en bespreken we de details van deze chantage?”
“Misschien na de bespreking met de bank, of morgenochtend. In ieder geval voor het weekend.”
“Zeg tegen Henri dat ik hem nog wel bel.” Zonder verder nog iets te zeggen reed hij weg.
De bespreking met de bank verliep in een vriendelijke maar gespannen sfeer. De bankdirecteur was hoffelijk en bezorgd, maar kon niets beloven. De leningen voor landbouwbedrijven werden door het regionale hoofdkantoor goedgekeurd, hij had er persoonlijk niets over te zeggen. Ze knikten beleefd, en hoewel ze het begrepen, waren ze toch teleurgesteld.
De lunch was niet bepaald een vrolijke aangelegenheid, ‘s-Middags ging Henri even rusten. Zijn geforceerde opgewektheid stond in schril contrast met de gespannen uitdrukking op zijn gezicht. Zodra hij de kamer had verlaten, wendde Solange zich tot Edouard. “We kunnen morgenochtend naar Montpellier gaan. Guy heeft alles al klaarliggen.”
Later vroeg Solange zich af hoe ze die vreselijke ontmoeting had kunnen doorstaan. Guy was beleefd, maar liet geen ruimte voor twijfels of afwijkende meningen. Edouard ging zich steeds vijandiger gedragen omdat hij het gevoel had dat zijn mening niet telde. “Dit is allemaal zo oneerlijk. Bedrog leidt slechts tot meer bedrog. Uiteindelijk komt toch alles uit en gaat alles verloren. De bodem onder onze samenwerking bestaat uit drijfzand. Ik heb liever stevige grond onder mijn voeten, maar ik neem aan dat dat voor een advocaat van geen enkele betekenis is.”
“Dit is de beslissing van Solange, zoals je heel goed weet.” Guys stem klonk ijzig, en hij deed geen enkele poging beleefd te zijn. “Het zal Henri heel wat zorgen besparen. Ik denk dat ze gelijk heeft, in dit geval heiligt het doel de middelen.”
“Advocaten kunnen op een geweldige manier de waarheid naar hun hand zetten als het ze zo uitkomt. Ik geloof dat ik andere ideeën over integriteit heb. Maar ik ben maar een boer, mijn mening telt niet.”
Er volgde nog een half uur vol vruchteloze discussies voordat Guy de documenten en de overeenkomst die hij had opgesteld aan Edouard voorlegde en deze de papieren ondertekende.
Henri stak zijn ongeloof niet onder stoelen of banken. “Wie wil er nu in godsnaam op dit moment in de wijngaarden investeren? Kun je me iets meer vertellen over deze investeerder?”
“Ik heb beloofd dat ik niets zou zeggen, Henri. Ik weet niet wat de reden is, misschien is het gunstig voor de belasting of iets dergelijks. Maar goed, ben je tevreden met de overeenkomst?”
“Ja, natuurlijk! Ik weet niet hoe je zoiets gunstigs hebt weten te regelen. Deze investeerder moet wel erg veel vertrouwen in ons hebben.”
Edouard wilde niet blijven voor een glas champagne of voor het avondeten. Later die avond zat Solange met Henri in de bibliotheek.
“Weet je, ik probeer te bedenken hoe Edouard het voor elkaar heeft gekregen,” zei hij langzaam. “Ik denk dat hij zijn moeder om geld heeft gevraagd. Ze is erg rijk, maar als ze haar zoon geld zou geven, zou ze niet willen dat Paul wist dat ze het in de wijngaarden steekt. Vandaar al die geheimzinnigheid. Wat denk jij, Solange?”
Haar hart zong van opluchting en toen ze die avond in bed kroop, viel ze meteen in slaap, zonder te worden geplaagd door zorgen.
De vendange begon op een morgen waarop de zon de druiven zachtjes had verwarmd en de dauw van het zwarte, glanzende fruit was verdwenen. Solange liet de leiding van de oogst in de omgeving van het Domaine de Valnay over aan Joel en voegde zich bij Edouard in de nieuwe wijngaarden. Hij was bezig de overgebleven druiven met de hand te plukken. De hele dag bewoog hij zich onvermoeibaar tussen de plukkers door de rijen wijnstokken. Hij plukte de druiven en tilde de beschermende bladeren omhoog, zodat de kleine, verborgen druiventrossen zichtbaar werden. Ze raakte al snel gewend aan het tempo van het plukken, aan het vooroverbuigen en weer rechtop staan en aan het optillen van de bladeren. Ze zong vrolijk mee met de liedjes uit Occitanië, uit Spanje en uit de stoffige heuvels van Noord-Afrika. Tussen de middag deelde ze samen met de plukkers het brood, de kaas, de olijven en de worstjes, hielp ze Lo-rette met het inschenken van de wijn en het ronddelen van zware manden met perziken en vijgen uit hun boomgaarden.
‘s-Avonds at Henri met de plukkers mee. Samen met Edouard en Joel besprak hij de duur van de fermentatie en luisterde hij naar de grappen en anekdotes van Paul Ollivier en de verhalen over andere oogsten. De avonden waren gevuld met sterrenlicht en zachte briesjes en gezang, en Solange was aangenaam moe van het harde werken. Ze stond vroeg op, in de wetenschap dat ze iets belangrijks te doen had, en genoot van de strenge regelmaat van haar dagen, ‘s-Avonds liet ze zich uitgeput en tevreden in de diepe warmte van haar bed vallen.
Op de laatste dag van de oogst scheen de zon verzengend op de wijngaarden neer en was het zo verstikkend heet dat het tempo snel terugliep. Tussen de middag pakte Solange haar brood, kaas en wat limonade en liet ze de plukkers achter aan hun schragentafel onder de parasoldennen. Ze was altijd al dol geweest op het lange, rechte stuk van de rivier tussen haar huis en het land van de Olliviers. De oever lag ver boven het glanzende water en ze hoorde het geluid van de waterval steeds sterker worden naarmate ze dichterbij kwam. Ze rende langs de oever naar beneden, stak haar benen in het koele water en voelde de verfrissende, koude stroom. Ze trok haar hemdje en haar korte broek uit en legde ze op een boomstam. Daarna dook ze in het diepe gedeelte bij de waterval en hapte van spanning naar lucht. Het stof en de hitte van de wijngaarden spoelden van haar af, en even liet ze zich op het water voortdrijven.
“Je bent een waternimf, betoverend en beeldschoon. Ik heb altijd al geweten dat je niet echt was.”
Ze had hem niet horen aankomen, en evenmin gemerkt dat er iemand naar haar stond te kijken. Ze voelde een lichte opwinding in haar buik. “Het is heerlijk. Kom erbij, als je tenminste dapper genoeg bent om de temperatuur te doorstaan.”
Hij had net zijn overhemd losgeknoopt toen ze Lorette hoorden roepen.
“Solange! Waar zit je?” Ze klonk ongerust.
Solange kwam het water uit en trok haar kleren aan. Lorette rende op hen af, met Joel in haar kielzog.
“Je moet snel naar huis komen! Joel brengt je wel met de auto. Het is je vader, hij is niet goed geworden. Dokter Michel is net uit het dorp gekomen. Ik denk dat je arme papa een hartaanval heeft gehad!”
Het suisde in haar oren toen ze de oever beklom, en ze hoorde zichzelf schreeuwen: “Nee! O god, niet papa. Laat mijn papa alsjeblieft niet doodgaan.”