Connemara, 1970
Eleanor vluchtte het huis in en bleef tegen de keukendeur geleund staan. Ze moest met iemand praten. Het was nooit haar bedoeling geweest zoveel verdriet te veroorzaken. Ze haalde een paar keer diep adem, in de hoop dat ze er rustiger van zou worden. James. Ze rende naar de gang en draaide het nummer.
“Juridische bibliotheek Four Courts. Waarmee kan ik u helpen?”
“Ik wil graag James Kirwan spreken. Ik ben zijn zus. Het is dringend.”
Eleanor probeerde het trillen van haar handen te onderdrukken. Ze vroeg zich af hoe ze moest beginnen.
“Het spijt me, juffrouw Kirwan, James is er niet. Hij zit tot en met vrijdag in Frankrijk.”
“In Frankrijk? Weet u dat zeker?”
“Ja, juffrouw Kirwan. Hij moet een zaak in Frankrijk schikken en wilde een congres bezoeken. Wilt u een boodschap achterlaten?”
“Nee, het is al goed. Ik zie hem wel in het weekend. Dank u.” Ze legde de hoorn op de haak. Ze trilde nu over haar hele lijf. In Frankrijk? Met een misselijkmakend gevoel dacht Eleanor terug aan de vreemde uitdrukking op zijn gezicht, aan haar vermoeden dat hij iets voor haar achterhield. Hij moest het al voordat ze naar Connemara vertrok hebben geweten. Een ziedende woede kwam langzaam in haar op. Ze belde naar huis. De huishoudster nam op. “Mevrouw Kenny, met Eleanor. Is alles in orde?”
“Natuurlijk, juffrouw Eleanor. U hebt me net op tijd te pakken, ik ga twee dagen bij mijn zus logeren. Nu er toch niemand thuis is, kan ik net zo goed weggaan, dat zei James ook al. Hoe is het met uw moeder?”
“Het gaat al beter, dank u. De zeelucht doet haar goed, en ze is weer begonnen met schilderen. Mevrouw Kenny, zou u misschien even in de agenda willen kijken wanneer James precies terugkomt uit Frankrijk?”
“Ik denk zondag, juffrouw Eleanor. Ja, hij en Elizabeth komen zondagavond weer terug.”
“Elizabeth? Is zij ook weg?”
Er viel een korte stilte. “O jee, misschien had ik dat niet mogen zeggen. Was het soms een verrassing?”
“Het geeft niet hoor, mevrouw Kenny.” Eleanor deed haar uiterste best om haar stem normaal te laten klinken en het niet uit te schreeuwen van ergernis. “Ik weet dat ze plannen hadden, dus er is niets aan de hand. Ik bel van het weekend nog wel een keer. Als ze u bellen, hoeft u niet te zeggen dat u het geheim hebt verklapt. Dat zou het alleen maar voor hen bederven. Dank u. Dag.”
Ze legde neer en liet haar hoofd tegen de muur rusten. Ze hadden dit allemaal gepland, ze hadden haar weggestuurd zodat ze met zijn tweet jes naar Frankrijk konden gaan. De brief van Solange, de beschuldiging van haar moeder, en nu dit. Hoe konden ze? Hoe konden ze haar dit aandoen?
De keukendeur ging open. Seamus kwam binnen, beladen met pakjes. Toen hij haar zag, verscheen er langzaam een glimlach op zijn gezicht.
“O, El, ik had je niet gezien. Kijk eens, ik heb verse vis voor het middageten.” Toen hij nog eens naar haar keek, zag hij dat er iets niet in orde was. “Eleanor? Wat is er aan de hand, wat is er gebeurd?”
“Ik heb er een zooitje van gemaakt.” De woorden stroomden uit haar mond, en ze was niet in staat ze tegen te houden. “Moeder zei dat ik maar liep te vissen en te zeuren, alleen maar omwille van mezelf. Dat ik er het recht niet toe had. Ik ben een onmens, Seamus. Dat ben ik.”
“Mijn hemel, dat is belachelijk. Je bent gewoon erg gevoelig. Je neemt het allemaal veel te zwaar…”
“Nee, zo denkt ze echt over me. Ze heeft niets aan me, helemaal niets!” Eleanor begon te snikken. “Ze was zo boos. En toen wilde ik James bellen en hem om raad vragen, maar hij was er helemaal niet. Hij zit in Frankrijk. James zit in Frankrijk, samen met Lizzie. Ze zijn met zijn tweeën gegaan.”
“O hemel.”
De manier waarop Seamus die woorden zei—berustend en helemaal niet verrast—trok haar aandacht.
“Je wist het!” schreeuwde ze naar hem. Het verraad kon niet erger worden. Ze rechtte haar rug en keek hem met een woedende blik in haar ogen aan. “Mijn god, je wist het! Uitgerekend jij! Ja, ze hebben je in vertrouwen genomen, natuurlijk. En je hebt hun aangeraden om niets tegen me te zeggen. Verdomme. Zo is het toch gegaan, Seamus? Zo is het toch gegaan?”
“Nee, Eleanor, zo is het helemaal niet gegaan.”
Ze schonk geen aandacht aan zijn woorden en vervolgde met luide stem: “We hebben die goede oude Eleanor nodig om mensen door het land te rijden, om verpleegster te spelen, eten te koken, troost te bieden, honden uit te laten. Maar we kunnen haar geen belangrijke dingen laten doen. We hoeven haar niet lastig te vallen en haar te vertellen wat er nu echt aan de hand is.”
Seamus schudde vol ongenoegen zijn hoofd. “Ze wilden het je besparen. Die brief van Solange had je zo overstuur gemaakt.”
“Het me besparen? Wat wilden ze me besparen? Het leven? Nou, jullie kunnen allemaal de pot op! Houden jullie je smerige geheim-pjes maar voor julliezelf. Jullie kunnen allemaal de pot op!” Ze griste haar autosleutels van het tafeltje in de gang en deed de voordeur open. De wind was opgestoken, en het stof en de bladeren dansten op en neer over de oprit.
“Eleanor, waar ga je heen?” Seamus was zo geschrokken van haar uitbarsting dat hij als verlamd bleef staan en het even duurde voordat hij weer iets kon zeggen. Hij rende naar buiten, maar ze stapte al in haar auto. “Wacht even, Eleanor. Doe nu eens rustig aan. Kom mee naar binnen, dan praten we erover.”
Ze smeet het portier dicht en startte de motor. Seamus zag dat ze er net zo uitzag als Richard wanneer ze woedend was: donkere wenkbrauwen in een zwarte frons boven boze ogen, een strakke, weerspannige kaak.
“Eleanor, ga nu niet kwaad weg.”
Ze gaf gas en riep door het raampje: “Je hebt me niet nodig, en moeder ook niet. Jullie hebben elkaar. Zwelgen jullie maar lekker samen in jullie herinneringen en angsten, zonder bemoeienis van mij. James en Elizabeth gaan hun gang maar, en jij en moeder mogen wat mij betreft gaan zitten mokken. Maar dan wel zonder mij.”
“Waar ga je heen?” Seamus deed een laatste poging en riep haar achterna in de harde wind, maar ze was al weg. Stom, zo stom. Hij had kunnen weten hoe ze zou reageren als ze erachter zou komen wat James en Elizabeth hadden bekokstoofd. Hij had hen moeten tegenhouden. En wat was er in vredesnaam tussen haar en Helena voorgevallen? Hij had tegen zijn nichtje gezegd dat ze het rustig aan moest doen. Helena moest iets vreselijks hebben gezegd. Ze leek helemaal te zijn vergeten dat haar kinderen ook verdriet hadden.
Hij slaakte een geërgerde zucht en liep langzaam terug naar de keukendeur. Helena stond bij de hoek van het huis, en hij vroeg zich af hoe lang ze daar al stond.
“Nou, Helena, ik weet niet meer wat ik moet doen, vrees ik,” zei hij. “En het is gedeeltelijk mijn schuld. Wat moeten we nu in godsnaam beginnen?”
Ze liep zonder iets te zeggen langs hem heen. Hij hoorde dat ze in de zitkamer de haard aanstak, een stuk hout en wat turf op het vuur legde en het kastje opende waarin de drank stond.
“Ik moet visites rijden. Als Eleanor belt, moet je maar tegen haar zeggen dat we met het avondeten op haar rekenen. En wees vriendelijk. Ze heeft vrij genomen van haar werk en is hierheen gekomen om je te helpen, Helena. Dat mag je niet vergeten.”
Toen hij twee uur later thuiskwam, was er nog geen nieuws van Eleanor. Hij pakte de telefoon, maar na een stuk of tien telefoontjes had hij haar nog steeds niet gevonden. Helena zat weggedoken in een leunstoel, en draaide haar glas rond in haar handen. Seamus gooide nog wat turf op het vuur. Een regen van vonken schoot omhoog uit de blauwe en oranje vlammen. Hij zag de weerspiegeling ervan in de ogen van zijn zus en in haar haar, maar ze zei niets.
“Nou, ik heb iedereen gebeld die ik kan bedenken,” zei hij. “Ik denk dat ze een plek heeft opgezocht waar ze alleen kan zijn. Maar ze heeft haar handtas en haar huissleutels laten liggen.”
Hij keek weer met een bezorgd gezicht naar Helena. Ze leek in een of andere verre wereld te zijn verzonken. Hij dacht aan de blik in Eleanors ogen vlak voordat ze was weggereden, en paniek maakte zich van hem meester. Hoeveel benzine zat er nog in haar tank? Ze was niet in Roundstone gestopt om te tanken, dat had hij al bij de garage nagevraagd. Ze was gewoon verdwenen. Gareth Duggan had niets van haar gehoord, maar Seamus had hem gevraagd of hij het huis in de gaten wilde houden, net als andere plekken waarheen ze misschien was gevlucht.
“Misschien is ze wel helemaal niet naar Dublin teruggegaan,” zei hij tegen Seamus. “Misschien is ze ergens heen gegaan waar ze helemaal alleen kan zijn.”
Hoewel het niet nodig was, rakelde hij het vuur nog eens op en draaide toen zijn grote lichaam om, zodat hij zijn zus kon aankijken. Ze staarde nog steeds naar de vlammen, zwijgend en afstandelijk. Ineens werd hij woedend. Hoe kon ze zich zomaar overal aan onttrekken? Hij had tot nu toe niet beseft hoe egocentrisch ze was geworden.
“Verdomme, Helena, praat nou met me. Dit is ook jouw probleem.” Hij stak zijn hand uit en pakte haar glas af. Toen greep hij haar vingers beet, zodat ze hem wel moest aankijken. Even keek ze naar hem op, maar toen gleed haar blik weer naar het tapijt. “Wat is er gebeurd? Eleanor was helemaal overstuur.” Hij streek even met zijn hand over zijn ogen. “En ik heb het alleen maar erger gemaakt. Ik had nooit moeten verzwijgen dat James en Lizzie naar Frankrijk gingen.”
Met een ruk hief ze haar hoofd op. Seamus zag dat ze hem vol ongeloof aanstaarde, en hij kreunde. Verdorie, zij had het natuurlijk ook niet geweten.
“Ik moet weten wat er is gebeurd, dan kan ik misschien achterhalen waar ze zit. Helena?” Hij wilde haar het liefst door elkaar schudden en haar zo tot spreken dwingen. “Helena, zeg iets tegen me.”
Ze trok haar handen uit de zijne en sloeg ze voor haar gezicht. Ten slotte fluisterde ze: “Ze hebben haar achtergelaten, net zoals jij mij hebt achtergelaten. Waarom heb je dat gedaan? Waarom ben je naar Frankrijk gegaan en heb je me hier achtergelaten? Als ik was meegegaan, was dit allemaal niet…” Ze zweeg en haalde langzaam en onregelmatig adem. “Dan zou dit allemaal niet zijn gebeurd. Ik heb hem laten gaan, Seamus. Ik ben hem kwijtgeraakt.”
“Als je met ons was meegegaan, had dat jou en je ongeboren kinderen waarschijnlijk het leven gekost.” Seamus’ stem klonk ruw. Het schuldgevoel dat hij zo lang verborgen had gehouden, laaide door zijn wanhoop weer op. “Hij heeft het overleefd, Helena. Je bent hem niet kwijtgeraakt. Hij is teruggekomen, bij jou en bij de kinderen. Hij heeft je de rest van zijn leven gegeven.”
“O ja?” Ze keek met een ontzet gezicht naar hem op. “Heeft hij dat echt gedaan? Ik weet het niet meer. Ik denk het niet.” Ze klonk verdrietig, als een kind. “Ik dacht dat we één waren, dat niets ons ooit zou kunnen scheiden. Maar die dag vertrok hij zonder mij. Ik dacht dat ik zou sterven toen je hem meenam.”
“God, Helena, hij is weer teruggekomen, en jullie hebben de rest van zijn leven samen doorgebracht.”
Ze lachte bitter. “Hij is met jou meegegaan en nooit meer echt bij me teruggekomen. Er hing altijd een vreselijke schaduw over hem heen, er waren altijd dingen waarover hij niet kon praten. En zij was er ook nog. Als hij het toen had gezegd, als hij me het toen had verteld, was het gemakkelijker geweest, dat weet ik zeker. Ik wist dat hij iets voor me verborgen hield, en ik kwam er pas jaren later achter wat het was. En toen begon ik me af te vragen of hij in gedachten al die tijd, al die jaren, bij haar was geweest, terwijl zijn lichaam bij mij was.” Ze sloeg met haar vuist op de leuning van haar stoel. Haar gezicht stond strak.
“Ik heb nooit iemand anders gewild, ik heb nooit behoefte gehad aan een ander. Maar hij had iemand anders die hem heeft gered, getroost en beschermd. Waarom kon hij zijn gevoelens niet met mij delen? Maar ja, hoe zou ik hem ook ooit kunnen begrijpen? Dat zei hij tegen me: hoe zou ik hem ook ooit kunnen begrijpen?” Haar woorden klonken fel. “Hij besefte niet dat ik alle pijn wilde voelen die hij voelde, zodat ik die in mijn lichaam kon meedragen, net zoals ik zijn kinderen had gedragen. Ik hield zoveel van hem dat ik elke last van hem had willen overnemen. Als hij meer van me had gehouden, had hij dat kunnen begrijpen.” Ze liet vol wanhoop haar hoofd hangen. “Misschien heb ik wel nooit al zijn liefde gehad, misschien is een deel van hem altijd bij haar gebleven. Was dat het, Sea-mus? Is alleen zijn omhulsel teruggekomen?”
Maar Seamus gaf geen antwoord. In gedachten zag hij Richard voor zich, al die jaren geleden, die op de achtersteven stond en naar de haven van Roundstone keek die uit het zicht verdween toen ze op open zee kwamen.