38

Genève, 1970

Eleanor pakte haar bagage uit en liep naar het balkon van haar kamer in Hotel Beau Rivage. Onder haar lag de stad Genève, zich uitspreidend langs de oevers van het Meer van Genève en de Rhóne. Gareth kwam zijn kamer uit, die aan de hare grensde, en ging naast haar staan. Ze keken uit over het grote glanzende meer met zijn jachten, boten en zomergasten. Ze wilde dolgraag vergeten waarom ze hier was en opgaan in het gelach en de muziek die aan de oevers van het meer klonken. Ze had de brief van haar vader ettelijke keren gelezen, maar ze had het gevoel dat ze er steeds minder van begreep.

“Zullen we ergens lekker gaan eten?” vroeg hij. “We kunnen proberen het allemaal even te vergeten, alleen voor vanavond.”

“Zodat je me niet alle andere geheimen hoeft te vertellen die je nog voor me verborgen houdt?”

“Ik heb helemaal niets voor je verborgen proberen te houden,” zei Gareth zacht. “Ik weet ook lang niet alles van deze zaak.”

“Maar je hebt dit voor me verborgen gehouden.” Ze hield Richards brief omhoog. “Weet jij wie de begunstigde is? Is dit weer een van die dingen die iedereen weet behalve ik?”

“Ik weet niet wie het is,” zei Gareth boos. “Richard heeft het me niet verteld.”

“Maar hij moet toch iets hebben gezegd,” hield ze vol.

Gareth fronste vermoeid zijn wenkbrauwen. “Luister, Eleanor, ik sprak je vader een week voor zijn dood. Hij vroeg me of ik je de brief wilde geven wanneer ik dacht dat de tijd daar rijp voor was. Ik heb gewacht totdat ik dacht dat Helena het ergste achter de rug had en jij minder aan je hoofd zou hebben. Ik heb je alles verteld wat ik weet. Maar kunnen we alsjeblieft eerst een hapje gaan eten? Ik ben moe en ik heb honger, en ik kan wel wat ontspanning gebruiken.”

“Ik pak even mijn spullen.” Eleanor schaamde zich voor haar slechte humeur en was vastbesloten het goed te maken.

Ze staken per mouette het meer over naar een restaurant dat het hotel hun had aanbevolen en genoten van een uitgebreid diner. Daarna wandelden ze langs de oever. Geen van beiden wilden ze de magie van de avond verbreken. De geest van Richard volgde hen echter als een schaduw, en ze keerden vroeger dan Eleanor had gewild naar het hotel terug. Gareth liet drankjes naar boven brengen en ze namen plaats op het balkon dat hun kamers met elkaar verbond. De maan was opgekomen en liet een zilveren spoor achter boven de stad. Eindelijk was het tijd om over haar vader te praten, en Eleanor voelde haar bange voorgevoelens terugkeren.

“Hij was zo vreselijk ziek en leed zulke pijnen.” Gareth probeerde woorden te vinden die het verhaal konden verduidelijken. “En toen hij zijn einde voelde naderden, begon hij zich vreselijk veel zorgen te maken. Ik wilde hem laten weten dat hij mij in vertrouwen kon nemen, als hem dat zou helpen. Je ouders waren zo’n steun voor me toen Moira overleed en ik ben hen altijd vreselijk dankbaar geweest. Helena was er altijd om me te troosten en zorgde ervoor dat ik de moed nooit verloor. Maar er was meer aan de hand. Je weet dat Moira bij het toneel werkte. Na haar dood ontdekte ik dat ze elke cent die we bezaten in een productie had gestoken die jammerlijk was mislukt. En ze had enorme schulden gemaakt in de winkels waar ze graag kwam. Ze heeft het me nooit verteld en ik heb er nooit naar gevraagd. Moira was degene die het huishoudgeld beheerde. Ik bleef dus berooid achter, met twee kleine kinderen, een duur kindermeisje en een hypotheek op het huis.”

“Gareth, wat vreselijk voor je. Dat heb ik nooit geweten.”

“Richard heeft me toen geholpen. Hij leende me het geld en heeft het er nooit meer over gehad, totdat ik hem kon terugbetalen. En toen ik hem vroeg, aan het eind van zijn leven, of ik nog iets voor hem kon doen, gaf hij me die brief en de instructies voor de bank in Genève.”

“Maar hij moet je toch het een en ander hebben uitgelegd?” Eleanor stond op en keek naar de maan die boven het meer hing.

“Hij vertelde me dat hij na de oorlog een fonds had opgericht en dat hij plechtig had beloofd de naam van de begunstigde nooit bekend te maken.” Gareth kwam naast haar staan en keek ernstig voor zich uit. “Hij zei dat het hem kapotmaakte. Dat hij dingen recht moest zetten.”

Ze merkte dat hij dolgraag wilde dat ze hem begreep.

“Eleanor, in tijden van crises doen mensen soms dingen die ze later bijna niet meer kunnen rechtzetten. Je vader zei dat dit zijn laatste kans was.”

“Maar je hebt geen enkel idee wie die begunstigde kan zijn? Wie heeft hij al die jaren beschermd?”

“Ik weet alleen dat hij wilde dat jij het zou regelen. Hij zei dat je zo wijs was dat je wel wist wat voor iedereen het beste was.”

“Maar ik kan dit niet, Gareth. Ik heb hier geen ervaring mee, ik heb geen idee wat er van me wordt verwacht.” Ze was uitgeput. Het was allemaal veel te pijnlijk, veel te ingewikkeld geworden.

Hij stak zijn armen naar haar uit en hield haar stevig vast, met zijn gezicht dicht bij het hare en zijn vingers in haar haar. “Eleanor, je bent zo mooi, zo betoverend. God mag weten wanneer mijn vriendschap en bewondering in iets anders zijn veranderd. Ik heb je van een lief, vriendelijk kind zien veranderen in een boeiende, beeldschone vrouw. Toen ik zag wat die rotzak van een Matthew je had aangedaan, kon ik hem wel vermoorden. Ik wilde tegen je zeggen dat er iemand anders was die je al de liefde kon geven die je maar wilde. Ik weet dat ik een heel stuk ouder ben dan jij. Ik ben nu drieënveertig, maar…” Hij sloot haar in zijn armen en kuste haar. “O god, een slechter moment om dit te zeggen is er niet, maar ik hou van je, en ik wil alles doen om je gelukkig te maken.”

“Je bent verliefd op me?” Ze keek naar hem op. Haar hart bonsde en ze moest zich vasthouden om te voorkomen dat ze zou vallen. “Gareth, hou op. Ik heb tijd nodig om na te denken.”

Hij deed meteen een stap naar achteren en wendde zich van haar af, met zijn hand voor zijn ogen.

“Gareth, je moet me de tijd geven.”

“Het spijt me. Ik had me niet aan je moeten opdringen.” Hij zocht in zijn zakken naar zijn sigaretten en zijn aansteker.

Ze zag dat zijn handen trilden. “Nee, Gareth, dat is het niet. Ik heb de laatste tijd alleen al zoveel moeten verduren.”

“Neem me niet kwalijk dat ik je zo heb overvallen. Het komt vast door de wijn en de vreemde omgeving. Slaap lekker, Eleanor.” Hij keek haar niet aan toen hij zich van haar afwendde en naar zijn kamer liep.

Eleanor bleef alleen in de koele avondlucht zitten. Ze was geschrokken, maar voelde zich op een vreemde manier opgetogen. Ze dacht aan zijn vingers in haar haar, de kracht van zijn armen, zijn passie en tederheid, en ze herkende een overweldigend verlangen om zich door hem te laten meevoeren naar echt geluk. Terug in haar kamer lag ze een tijdlang wakker, met de balkondeur op een kier zodat ze de maan boven de stad kon zien klimmen, en ze vroeg zich af of Gareth ook wakker lag.

Ze ontbeten samen in de eetzaal maar vermeden direct oogcontact en richtten zich op de zaken die ze die dag moesten regelen. Bij Crédit Suisse begroette monsieur Doumier hen in zijn werkkamer. Eleanor onderdrukte een glimlachje toen hij een buiging maakte. Hij was bijna een karikatuur van zichzelf, een parmantig mannetje in een gestreepte broek, een lichtgrijs vest, een zijden das en een zwart jasje. Hij keek hen aan vanachter zijn montuurloze bril.

“Monsieur Duggan, ik ben blij u te ontmoeten. En mademoiselle Kirwan, mijn oprechte deelneming. Uw vader was een echte heer. Ik ben blij dat ik hem al die jaren van dienst heb kunnen zijn.”

Hij leidde Eleanor en Gareth naar de vergulde stoelen voor zijn bureau. Er stond een derde stoel, waaruit bleek dat hij nog iemand verwachtte.

“Ik weet dat de identiteit van de begunstigde geheim moest blijven.” Eleanor hoopte dat haar nervositeit niet al te duidelijk was. “Maar mijn vader heeft voor zijn dood duidelijk gemaakt dat ik de betrokkene persoonlijk bepaalde bescheiden moet overhandigen.”

“Monsieur Duggan heeft ons een afschrift van zijn instructies toegestuurd. De dame in kwestie kan elk moment hier zijn.”

“Dame?” Eleanor voelde een vlaag van misselijkheid opkomen. Werd dit de volgende onverwachte onthulling? Nog een zuster, of een minnares? Ik kan dit niet aan, dacht ze in paniek. Hij had dit niet van me moeten vragen.

“Hebt u de begunstigde al eerder ontmoet, monsieur Doumier?” Gareths stem bracht haar tot rust. “Als executeur-testamentair van Richard Kirwan ben ik in het nadeel, aangezien ik niet weet wie de persoon in kwestie is. Ik stel alle informatie die u kunt geven erg op prijs.”

Monsieur Doumier opende een zware leren map en haalde een stapel papier te voorschijn, die hij aan Gareth gaf. “Het duurt wel even voordat u dit allemaal hebt doorgelezen, monsieur Duggan.”

Gareth keek naar de eerste bladzijde van de akte, die de datum 18 juni 1947 droeg.

Er werd op de deur geklopt, en de secretaresse van monsieur Doumier kwam binnen. “Madame Revere is er, monsieur. Zal ik haar doorsturen?”

Monsieur Doumier knikte. Gareth stond op en draaide zich om. Eleanor hield haar adem in.

De vrouw die binnenkwam, was lang en dun en droeg een onopvallend, handgemaakt pakje. Haar gladde, donkere haar viel tot op haar schouders en was goed geknipt. Ze bewoog zich sierlijk maar hinkte een beetje, en ze hield de riem van haar schoudertas stevig vast met haar lange vingers. Eleanor kon niet precies schatten hoe oud ze was, maar het was duidelijk dat de vrouw, ondanks de rimpels die in haar gezicht stonden gegroefd, niet ouder dan een jaar of vijftig kon zijn. Monsieur Doumier liep naar haar toe en begroette haar.

“Madame Revere, dit is monsieur Gareth Duggan, de executeur-testamentair van monsieur Kirwan. En dit is…”

De vrouw stak haar hand uit naar Eleanor en keek haar met onmiskenbare genegenheid en sympathie aan. “Jij bent vast Eleanor,” zei ze met lage stem in het Frans. “Ik zie Richard terug in elke gelaatstrek. De gelijkenis is overduidelijk.”

Er werd een dienblad met koffie en koekjes voor hen neergezet. Monsieur Doumier schraapte discreet zijn keel.

“Ik neem aan dat u even onder elkaar wilt zijn. Mocht u me nodig hebben, dan zegt u het maar.”

Eleanor merkte nauwelijks op dat hij het vertrek verliet. De vrouw hield nog steeds haar hand vast.

“O, Eleanor,” zei ze. “Dit had hij niet moeten doen. Het is al erg genoeg dat hij er niet meer is.”

“Alstublieft,” fluisterde Eleanor, “ik moet weten wie u bent.”

“Heeft hij dat niet verteld? Nee, natuurlijk niet. Dat had hij beloofd. Ik heb het hem laten beloven.”

Ze zweeg even en leek door Eleanor heen te kijken, alsof ze met haar gedachten ver, ver weg was. Toen glimlachte ze.

“Hier in Genève ben ik madame Revere. Maar voor mijn familie ben ik Leah Nazarre. Of Leah Svenssen. Zo heet ik.”