55

Saint-Joseph de Caune, 1970

“Solange, wat zou je ervan zeggen als we eens naar Roucas Blancs reden om te kijken hoe het met de fermentatie staat? En ik zou graag de nieuwe wijngaarden willen bekijken. Toen we gisteravond zaten te eten, besefte ik dat ik eindelijk weer helemaal meedoe.”

Solange wilde eigenlijk protesteren omdat ze van mening was dat een dergelijk uitstapje te vermoeiend zou zijn, maar dokter Laurent had gezegd dat het goed voor haar vader was als hij een zo normaal mogelijk leven leidde. Hij was trouwens zo enthousiast dat ze het niet over haar hart kon verkrijgen om nee te zeggen. Ze ging op zoek naar haar grootmoeder, die hen graag wilde vergezellen. Ze reden langs de pas geploegde velden, waar de zachte voren lagen te wachten op nieuwe beplanting.

Edouard en Joel maakten een korte wandeling met Henri, terwijl Solange en Charlotte hen gadesloegen vanuit de schaduw van een vijgenboom. Ze kwamen sneller terug dan verwacht en liepen met langzame, bedachtzame passen. Solange zag meteen dat Henri moe en een tikje buiten adem was.

“Misschien kunnen we nu maar beter naar huis gaan, papa. Je kunt morgen wel terugkomen om te proeven.”

Maar hij wilde per se naar de chai om de vaten te bekijken, de temperatuur te voelen en de wijn te proeven. Toen ze thuis waren, baadde zijn bleke gezicht in het zweet. Hij wilde geen middageten en Solange bracht hem naar bed. Toen ze hem in bed had gestopt en zijn gezicht en handen met een vochtig handdoekje had gedept, ging ze naar beneden om dokter Laurent te bellen.

Toen ze de slaapkamer binnenkwam, zag ze dat hij zijn ogen had gesloten. Hij haalde snel en oppervlakkig adem.

“Solange?” Zijn stem klonk zo zwak dat ze haar hand voor haar mond sloeg om te voorkomen dat ze een ontzette kreet zou slaken.

“Ja, papa, hier ben ik.”

“Wil je me voorlezen, lieverd? Ik ben erg moe en ik val misschien wel in slaap, maar ik vind het fijn als je me voorleest.”

De tranen prikten in haar ogen. Ze ging bij het raam staan en probeerde zichzelf onder controle te krijgen voordat ze begon te lezen, want ze wilde niet dat hij de snik in haar stem zou horen. Toen zette ze een stoel naast het bed. Toen ze al bladerend een keuze probeerde te maken, stak hij zijn hand uit en raakte haar aan.

Even later viel hij in slaap en klonk zijn ademhaling weer wat normaler. Solange rende de slaapkamer uit en ging op zoek naar haar grootmoeder. Ze stortte zich in Charlottes armen. “Hij is zo zwak. Wil je dokter Laurent nog een keer bellen, dan ga ik nog even bij hem kijken.”

Ze ging weer naast zijn bed zitten. Korte tijd later kwam Char-lotte rustig bij haar zitten, in een grote stoel bij het raam. Henri sliep door. Zijn ademhaling was regelmatig en zijn gezicht was bleek maar niet gespannen. Solange bleef rustig zitten, dankbaar dat haar grootmoeder er was. Toen dokter Laurent arriveerde, bracht Lorette hem naar boven. Haar witte gezicht was een en al ongerustheid.

“Hij lijkt me nu vrij stabiel. Ik geef hem nog een injectie waardoor hij rustig en ongestoord kan slapen. Hij zou eigenlijk in het ziekenhuis moeten liggen, maar ik weet hoe erg hij dat vindt, en bovendien zou de rit erheen hem in zijn huidige toestand waarschijnlijk meer kwaad dan goed doen. Ik kom morgenochtend weer terug, maar je weet dat je me altijd kunt bellen. Ga zelf ook even slapen.”

Ze nuttigden beneden samen het avondeten, hoewel ze geen van beiden veel trek hadden, en gingen daarna in de bibliotheek zitten.

“Ik kan het niet verdragen dat hij er nu zo aan toe is, net nu alles om hem heen op zijn plaats valt. Het is zo oneerlijk, dit heeft hij niet verdiend. Sinds de dood van mama is hij er altijd voor me geweest, vol liefde en kracht. Hij had altijd zo’n geduld en was altijd zo sterk. Niets leek hem uit zijn evenwicht te kunnen brengen.” Solange sprak half in zichzelf. “En hoewel ik weet hoe het allemaal is gegaan, hoe mama een verhouding met Richard Kirwan heeft gekregen, heb ik nog altijd het gevoel dat het niet eerlijk is tegenover papa. Hij had toch niets fout gedaan?”

“Solange, ik kan nauwelijks geloven dat je na alles wat je over die drie mensen hebt gehoord toch nog met zo’n ongefundeerd oordeel op de proppen komt. Dat je überhaupt tot een oordeel komt.” Char-lotte deed geen poging haar woede en teleurstelling te verbergen. “Een leven zonder schuld bestaat niet, hoor.”

“Maar papa had nergens schuld aan! Richard Kirwan heeft al deze ellende veroorzaakt. Het is zijn schuld dat ze hierheen zijn gekomen. Ze is met papa getrouwd en naar het zuiden gekomen omdat ze onze familie te schande zou hebben gemaakt als ze als ongetrouwde moeder in Parijs was blijven wonen. Zo zat het toch?” Solanges stem klonk bitter.

Charlotte antwoordde niet meteen, maar toen ze zich tot Solange wendde, was haar blik koud en strak en haar gezicht streng. Het was misschien niet het juiste moment, maar ze wist dat ze de rest van het verhaal moest vertellen. Ze legde in simpele en heldere bewoordingen uit wat Henri en Celine ertoe had gebracht om naar de Languedoc te verhuizen. Ze verzweeg niet dat ze in die tijd zelf twijfels over Celines beslissing had gehad, of over de motieven die haar tot die beslissing hadden gebracht. Ze wist dat het voor Solange pijnlijk en onwaarschijnlijk zou zijn om te horen dat Henri in die tijd alcoholist dreigde te worden, maar ze wist dat ze het meisje niet langer de waarheid mocht onthouden over de vervlochten levens van haar ouders.

“Ze is hierheen gekomen omdat het beter was voor mijn vader? Omdat hij een dronkaard dreigde te worden?” Solange klonk ongelovig.

“Weet je, Solange, ik heb erg veel van deze drie mensen gehouden, en dan bedoel ik ook alle drie. Je moeder was mijn geliefde dochter. En Henri was onze vriend en beschermer, al lang voordat hij met je moeder trouwde. En Richard Kirwan was een ongelooflijk dappere, moedige man. Hij heeft mijn leven gered, net zoals jouw moeder het zijne redde. En ik heb hem tot het eind van zijn leven liefgehad en bewonderd.”

Solange kon nog steeds niet begrijpen dat Richard Kirwan echt en oprecht van twee vrouwen had gehouden. Haar grootmoeder begon weer te praten, haar woorden zorgvuldig kiezend, terwijl ze de hand van haar kleindochter vasthield.

“Ik denk,” zei ze, “dat Richard altijd het gevoel heeft gehad dat hij sterk moest zijn omwille van Helena, dat hij haar moest beschermen. Dat deed hij graag. Maar bij Celine voelde hij zich alleen maar gezegend. Bij haar kon hij zich kwetsbaar opstellen, met haar kon hij over ervaringen praten die zo pijnlijk waren dat hij ze met niemand anders kon delen. Ze had de wonden van zijn geest en zijn lichaam gezien, maar ze was er niet bang voor. Celine was degene die hem door zijn lichamelijke en geestelijke kwellingen heen sleepte, zij was degene die over zijn ondraaglijk langzame herstel waakte. Hij wist dat ze hem aanvaardde zoals hij was, elk deel van hem, en dat zij de enige was die zijn verschrikkelijkste geheimen kende. Hij werd geboeid door haar kracht, net zoals hij werd geboeid door Heiena’s breekbaarheid.”

“Maar had hij niet gewoon kunnen herstellen zonder dat hij mama verliefd op hem maakte?”

“Hij heeft je moeder nooit hoeven verleiden, Solange,” zei Char-lotte vastberaden. “Ze voelden een unieke, prachtige en onzelfzuchtige liefde voor elkaar die nooit, maar dan ook nooit is gestorven.”

“Je geeft me het gevoel dat ik erg klein en dom ben, grootmoeder.”

“Richard is me jarenlang blijven bezoeken. Hij had het gevoel dat het zijn schuld was dat de Duitsers al mijn familiestukken en meubels hadden ingepikt. Jarenlang stuurde hij me cadeautjes voor mijn huis, ter vervanging van de schatten die ik had verloren. Op een dag zullen die allemaal van jou zijn, mijn liefje. Net als het huis in Avenue Mozart. Hij heeft het jaren geleden voor me gekocht en op mijn naam gezet, op voorwaarde dat ik er de rest van mijn leven zou blijven wonen. Nee, niets zeggen, liefje. Je vader, je echte vader, was een geweldige man, en ik kan alleen maar hopen dat je dat op een dag zult begrijpen en aanvaarden, net zoals je moeder en ik dat hebben gedaan.”

Boven klonk een geluid. Solange sprong op, snelde de kamer uit en rende met twee treden tegelijk de trap op. Henri was wakker en probeerde rechtop in bed te gaan zitten.

“Wat is er, papa? Wat kan ik voor je doen?” Ze ging naast hem staan en luisterde naar zijn ademhaling. Ze kon horen dat het hem moeite kostte zich verstaanbaar te maken.

“Je bent altijd mijn lieve kleine meisje geweest, Solange, en ik ben altijd je liefhebbende papa geweest. Ik was je vader, je papa, en ik hield van je, en dat was goed, hè?”

“O, papa, natuurlijk was het goed. En het is nog steeds goed, lieve papa. En er zijn nog zoveel dingen die we samen moeten doen.”

Hij zweeg even. Solange leunde een tikje angstig naar achteren toen ze zag dat er achter zijn gesloten oogleden niets bewoog. Char-lotte was stilletjes de kamer ingekomen en bleef naast het bed staan. Ze pakte Henri’s hand vast. Hij keek in haar richting en glimlachte.

“Ach, mijn beste Charlotte. Wat hebben we een fijne vriendschap gehad, wat hebben we avonturen beleefd. Een tijd vol geluk en liefde! Ik had geen dag willen missen.”

“Ik ook niet, Henri. Niet een.” Charlotte kuste hem op zijn voorhoofd.

Henri had zijn ogen weer gesloten. Solange streek zijn kussens glad en zorgde ervoor dat hij iets comfortabeler kon liggen. Ineens deed hij zijn ogen open en keek glimlachend in haar richting.

“Solange. Je bent zo’n mooie jonge vrouw geworden. Ik heb nooit beseft hoe mooi je bent geworden!” Toen zei hij niets meer. Toen ze zich vooroverboog om hem te kussen, zuchtte hij, en ze werd overvallen door een gruwelijke angst.

“Nee, papa, nee! Laat me nu niet in de steek! Het is nog te vroeg. Ik heb je nodig, papa, het is nog te vroeg.”

Er stond een glimlach op het gezicht van Henri de Valnay, maar ze wist dat haar geliefde papa er niet meer was, en dat ze nooit meer samen met hem zou kunnen lachen. Zachtjes zat ze naast hem te snikken. Charlotte stond op en legde haar handen op Solanges schouders, en ook zij huilde om het verlies van een innig geliefde schoonzoon en een dappere, rechtschapen vriend.

In de dagen daarna trof Solange als in een waas de voorbereidingen voor de begrafenis. Ze belde Cedric Swann en vertelde hem het vreselijke nieuws, en hoewel zijn gezondheid zo slecht was dat hij geen lange reis meer kon maken, wist ze dat hij in gedachten bij haar was. Het leek wel alsof de hele Languedoc aanwezig was toen ze, verdoofd door verdriet, achter Henri’s kist liep en luisterde naar de gebeden voor eeuwige rust en vrede. Op de begraafplaats zag ze de kist in de grond zakken, luisterde ze naar snikken die van haar hadden kunnen zijn en hoorde ze het eerste doffe geluidje waarmee zijn geliefde aarde de houten kist raakte waarin hij lag. Overal om haar heen tekenden de cipressen zich donker en eenzaam af tegen het eindeloze uitspansel.

Daarna was het huis vol mensen die haar medelevend aanraakten, haar bij haar arm pakten en tegen haar mompelden. Als van verre zag ze Guy, die zijn armen om haar heen sloeg, en ze voelde het verdriet en het medeleven dat van zijn lichaam naar het hare stroomde. Toen hij haar even vasthield, voelde ze een hartverscheurende spijt en een diepe genegenheid voor hem, vanwege alles wat ze samen hadden gedeeld. Hij keek haar lange tijd aan. Toen zei hij haar naam, en het woord was een vraag. Solange stak haar hand uit en raakte zijn gezicht met haar vingers aan. Toen schudde ze langzaam haar hoofd. Haar hart was zwaar van verdriet toen hij zich omdraaide en wegliep.

Ze wist nu wat er werd bedoeld met het einde, dat de dood het einde was, dat ze haar vader nooit meer zou zien. Charlotte bleef nog een week bij haar en probeerde haar over te halen om mee te gaan naar Parijs, zodat ze niet alleen in het huis zou zitten, maar dat wilde ze niet. Op een morgen, vele onsamenhangende dagen later, werd ze wakker van een baan zonlicht die haar slaapkamer binnenviel. Ze knipperde tegen de indringende felheid van het licht en stond op om de luiken te sluiten. Toen Lorette een blad met koffie kwam brengen, zag ze de brief. Ze bekeek hem enkele malen en zag weer het handschrift dat haar zoveel verdriet had bezorgd. Even kwam ze in de verleiding om de briefte verscheuren, zodat ze de inhoud nooit zou kennen, maar ten slotte won gewone, menselijke nieuwsgierigheid het van haar andere emoties en maakte ze de envelop open en ging bij het raam zitten lezen. Nadat ze hem een paar keer had doorgelezen, stopte ze hem zorgvuldig weg in haar bureau en ging naar beneden.

Ze bleef ruim een uur met Henri’s sleutels in haar hand in de bibliotheek zitten voordat ze de kast open durfde te maken waarin hij altijd zijn persoonlijke papieren had bewaard. Er waren drie laden vol documenten, verslagen, brieven en foto’s, die ze allemaal aandachtig bekeek. Ten slotte vond ze de papieren die betrekking hadden op zijn gezondheid. Langzaam las ze de verslagen die in de loop der jaren waren opgesteld door de vele specialisten die hij in Parijs en Londen had bezocht. Ze las het laatste oordeel, dat nu bijna vijftien jaar geleden was gegeven, en waarin vol spijt werd bevestigd dat de uiteindelijke prognose inderdaad de juiste was. De duidelijke, harde woorden hadden hem verteld dat hij volkomen blind zou worden. Te midden van de vele brieven vond ze een kleine, vaalgele envelop met de naam van een laboratorium erop. Hij was geadresseerd aan Henri’s dokter in Montpellier en voorzien van het opschrift ‘persoonlijk en vertrouwelijk’. Het papier was vergeeld van ouderdom, de tekst was kort en duidelijk. Er werd bevestigd dat recente onderzoeken hadden uitgewezen dat monsieur Henri de Val-nay onvruchtbaar was en zijn vrouw nooit een kind zou kunnen schenken.

Solange bleef roerloos zitten. Hij had het dus geweten. Hij had al die tijd geweten dat ze niet zijn kind was, maar hij had met heel zijn hart en ziel van haar gehouden, zonder voorbehoud.

De volgende dag zat ze ‘s middags aan het bureau in de bibliotheek. Ze was net begonnen met het beantwoorden van de honderden condoleances die ze had ontvangen toen ze Lorette de deur hoorde openen. Edouard kwam de bibliotheek in en keek op haar neer. Hij stak zijn hand uit en hielp haar overeind. Ze voelde haar liefde voor hem oplaaien en kroop weg in zijn omhelzing, terwijl ze haar hand uitstak en met haar vingers zijn mond aanraakte.

“Kan ik iets doen om het draaglijker te maken?” vroeg hij. “Moet ik je vertellen hoeveel ik van je hou, hoezeer ik je begeer? Mag ik je nu, op dit vreselijke moment, vragen of je met me wilt trouwen, Solange? Dan zullen we de wijngaarden bevolken met kinderen op wie Henri trots zou zijn geweest. Wil je met me trouwen, Solange?”

Ze antwoordde niet en keerde zich om naar het raam. Zonder om te kijken zei ze: “Ik ga een tijdje weg, Edouard. Weg van hier.”

“Ga je naar je grootmoeder in Parijs?”

Ze draaide zich om en keek hem recht aan, zodat hij kon zien dat ze naar hem glimlachte.

“Nee, ik ga niet naar Parijs. Maar ik ga wel met mijn grootmoeder op reis. We gaan samen een reis maken. Het is een soort pelgrimstocht, zou je kunnen zeggen, en ze is de enige die me kan leiden. Ik wil graag naar Ierland, Edouard, en ze heeft gezegd dat ze met me mee wil.”

“En daarna?”

“En daarna, over een tijdje, wanneer het verdriet niet meer zo hartverscheurend, niet meer zo overweldigend is, gaan we samen nieuwe wijnstokken planten. Voor jou en mij en papa. En voor onze kinderen.”