37

Dublin, 1970

Eleanor bracht haar auto voor de ijzeren poort tot stilstand. Een paar seconden liet ze haar hoofd op het stuur rusten. Twee voorbijgangers keken even naar haar, maar liepen verder na een meelevend knikje. Bij begraafplaatsen stonden wel vaker mensen die ontzet waren. Het was maar het beste om het arme kind alleen te laten met haar verdriet. De hemel was bewolkt, de wind koud, en de rampzalige gebeurtenissen van de afgelopen weken hadden sinds haar vertrek uit Connemara haar gedachten beheerst. Nu bleek dat ze vrijwel gedachteloos naar de plek was gereden waar haar vader lag begraven. Ze zocht haar weg langs de gedenkkruisen. Richards graf keek uit over de weidse zee. Een eikentak hing als een zegenend gebaar boven hem. Ze raakte het koude graniet van het pas neergezette kruis aan.

“Waarom ben ik hierheen gekomen?” vroeg ze zich af. “Dit is slechts zijn stoffelijk omhulsel. Kan hij me bij dit gat in de grond beter horen dan vanaf een andere plek?” Ze knielde neer in het natte gras aan de rand van het graf en begon hardop mompelend de bossen dode bloemen op te ruimen, zich niet bewust van de wereld om haar heen. Ze wilde de man begrijpen die de last van zijn geheim met zich mee het graf in had genomen, ze wilde hem niet veroordelen. Maar ze wist hoe moeilijk het was een allerminst smetteloze ziel bloot te leggen. In dat opzicht, bedacht ze wrang, leek ze heel erg op hem. Na haar breuk met Matthew had ze ook een muur van stilte om zich heen opgetrokken. Vanachter die muur had ze de tactvolle bezorgdheid van James en Lizzie en haar ouders verdragen, totdat ze uiteindelijk naar Seamus in Connemara was gevlucht.

Matthew. Hij was altijd overal zo zeker van geweest. Hij was een ontwikkeld stadsmens, hij was zich bewust van zijn succes en voelde zich er goed bij, en hij wist elk gezelschap om zijn vinger te winden. Vanwege zijn vermakelijke, controversiële uitspraken wilde elk praatprogramma op tv hem als gast hebben. Ze had hem tijdens een theaterfestival leren kennen en kon haar oren niet geloven toen hij haar een week later opbelde. Tijdens hun eerste etentje had ze zich verloren in zijn scherpe intelligentie, in zijn gevatheid en humor en in zijn zachte accent van Donegal dat heel soms in zijn zorgvuldig aangeleerde, beschaafde spraak naar boven kwam. Hij gaf haar bloemen, hield de deur voor haar open en liet haar kennismaken met het werk van Schönberg en Strindberg, van Le Broquet en Jackson Pol-lock, van Ezra Pound en William Faulkner. Richard Kirwan had de veranderingen in zijn dochter uiterst tevreden gadegeslagen. Toen Eleanor op een avond na een uitje met Matthew terugkeerde, stond hij haar in de gang op te wachten. Hij keek haar onderzoekend aan. “Gelukkig?”

Ze draaide zich om en sloeg haar armen om zijn hals. “Ik hou van je, vader, weet je dat? Ik hou zoveel van je. Van jou en van moeder en van iedereen. En ik ben verliefd, en ik ben nog nooit zo gelukkig geweest. Zoveel geluk heb ik niet verdiend!” Ze kuste hem op beide wangen en keek naar zijn magere, gerimpelde gezicht. Hij streelde haar haar en volgde met zijn vinger de omtrek van haar glimlach. Ze raakte de knobbels en bulten op zijn handen aan waarover ze nooit spraken. Hij droeg altijd, zelfs op de warmste dagen, een overhemd met lange mouwen, maar ze had de littekens op zijn arm gezien.

Die avond had ze, niet voor het eerst, willen vragen waar hij die vreselijke littekens had opgelopen. Maar ze wilde de betovering niet verbreken toen hij naar haar keek en vol liefde zei: “Geniet ervan, meisjelief, van alle vreugde die je in je ziel kunt opnemen, en hou die vreugde vast. Het kan in barre tijden je redding zijn, een voorraad waaruit je kunt putten wanneer al het andere je wordt afgenomen. Zorg ervoor dat je de goede dingen nooit vergeet.”

Korte tijd later had Matthew haar verlaten. Hij trouwde met een rijke jonge vrouw wier vader zijn eerste toneelstuk had gefinancierd en hun grote huis aan zee had betaald. Seamus was degene die naast haar op de rotsen van Seal Bay had gezeten totdat ze eindelijk al haar tranen had vergoten en hem kon vertellen wat ze diep in haar hart voelde.

Eleanor zat op haar hurken naast het graf van haar vader. De koplampen van een auto in de avondschemering brachten haar terug naar de grijze nattigheid van de begraafplaats en de zwijgende grafstenen om haar heen. Ze was doodsbang dat alles wat ze liefhad haar zou worden afgenomen, dat haar leven zou veranderen zonder dat ze daar zelf invloed op had. Langzaam liep ze naar het lage muurtje dat de begraafplaats van de kliffen scheidde en keek neer op het aanrollende en terugstromende getij dat rusteloos tegen de rotsen onder haar beukte. De bewegingen van het water leken haar als een magneet aan te trekken. Ze legde haar handen op de rand van het muurtje en keek uit over de zee.

“Eleanor!”

Het drong tot haar door dat iemand haar naam riep.

“Ik dacht wel dat je hier zou zijn, ik waagde de gok. Kom eens bij die muur vandaan, Eleanor. Je staat veel te dicht bij de afgrond.”

“Gareth.” Ze klampte zich aan hem vast, huiverend in de koude, natte avond. “Ik heb mijn sleutels en mijn geld in Connemara laten liggen. Maar ik moest hierheen komen om met hem te praten.” Ze draaide zich om naar het graf en trok haar hand uit zijn greep.

“Je gaat met mij mee naar huis. Je bent uitgeput en doorweekt.” Gareth bracht haar naar zijn auto, hielp haar in te stappen en maakte haar gordel vast. “Seamus is erg ongerust.”

“Ik heb mijn auto hier vlakbij laten staan. Maar ik heb geen benzine meer, Gareth.”

“Ik doe hem wel op slot. We halen hem morgen wel op.”

Bij hem diuis at ze de soep die hij voor haar had klaargemaakt en zonk ze na een weldadig bad dankbaar weg in een warm bed. Toen Gareth tot zijn tevredenheid constateerde dat ze in slaap was gevallen, pakte hij de telefoon. “Ik heb haar gevonden, Seamus, ze zat bij Richards graf. Ze belt je morgen zelf wel. Zeg maar tegen Helena dat ze zich geen zorgen hoeft te maken, ik zorg wel een paar dagen voor Eleanor. Ze moet goed uitrusten, dan gaat het vast weer beter.” De volgende morgen trof ze hem in de keuken aan. “Bedankt dat je me gisteravond bent gaan zoeken, Gareth.” Ze wist niet hoe ze haar daden van de vorige dag moest verklaren en wilde hem niet aankijken. “Hoe wist je waar je moest zijn?”

“Ik ben blij dat ik het bij het rechte eind had.” Hij raakte even haar wang aan. “Het was veel te koud en te nat buiten.”

“Het spijt me. Het leek wel alsof ik in één groot waas leefde en niet meer logisch kon nadenken. Het was behoorlijk stom van me.”

“Het geeft niet. Kom maar, ik denk dat je nu wel een lekker ont-bijtje kunt gebruiken.”

Hij zette twee borden op tafel. Ze keek hoe hij het spek en de eieren bakte, de theepot pakte en alles op tafel zette.

“Waar zijn de kinderen?” vroeg ze.

“Ze logeren een weekje bij hun oma,” antwoordde hij. “En dat is maar goed ook, want ik heb iets belangrijks te doen.”

Na het ontbijt nam hij haar mee naar zijn studeerkamer en tilde een stapel papieren uit een leunstoel. Ze glimlachte bij de aanblik van de bergen boeken en dossiers, en zijn enorme bureau dat bedolven was onder zijn paperassen.

“Ik heb gisteravond een hele tijd met Seamus zitten bellen,” begon hij. “Ik heb een deel van het verhaal gehoord en begrijp dat je je rot voelt.”

“Je weet nog niet eens de helft, Gareth.” Haar stem klonk kwaad. “Ik heb een vreselijke ruzie met moeder gehad. Vervolgens kwam ik erachter dat James en Lizzie in Parijs zitten, met medeweten van Seamus. Dat kan ik nog steeds niet geloven. Het is zo verdomd moeilijk te aanvaarden dat ik nagenoeg geen rol speel in het hele verhaal. Die arme, vreemde Eleanor loopt ook alleen maar in de weg. We vertellen het haar later wel. Nou, ze kunnen allemaal de pot op. Allemaal!”

“Wees niet zo kritisch op jezelf. Zelfmedelijden past niet bij je. En James en Lizzie hebben je vast niets verteld omdat ze weten dat je zulke dwaasheden zou afkeuren. Ja, Seamus had het je moeten vertellen. Maar hij had je hard nodig in Connemara. En Helena ook.”

“Helena heeft me helemaal nergens voor nodig. Ze wil me niet eens in de buurt hebben.”

“Dat is niet waar, en dat weet je. Je moeder is ten einde raad, ze is aan het rouwen en probeert om te gaan met haar verdriet en met god mag weten wat nog meer. Jij bent degene die het dichtst bij haar staat, dus jij merkt er het meeste van. Ze is op dit moment zo kwetsbaar. Ze heeft je onvoorwaardelijke liefde en steun nodig. We kunnen het hier al moeilijk zonder je stellen, Eleanor, maar zij heeft je nog veel harder nodig.” Zijn blik hield de hare lange tijd vast. “Ik zei je dat ik nog iets moest doen. Het heeft te maken met instructies die je vader voor je heeft nagelaten. Hij wilde dat je iets voor hem zou doen.”

“Iets voor hem zou doen?” Ze keek hem niet-begrijpend aan.

Gareth trok een la open en haalde een grote, grijze envelop te voorschijn. Haar hart sloeg over toen ze hem aanpakte en haar naam zag staan, geschreven in Richards vertrouwde handschrift. Langzaam opende ze de envelop. De brief was kort, één kantje in zijn puntige handschrift, en was een week voor zijn dood gedateerd. Haar blik vertroebelde. Ze kneep haar ogen even samen en keek toen weer naar het vel papier.

Mijn liefste meisje,

Mijn tijd is bijna gekomen en ik weet dat ik een enorme verwarring nalaat. Nu ik door dit onverbiddelijke getij word meegesleept, wend ik me tot jou, al weet ik dat ik jegens jou op veel manieren ben tekortgeschoten. Ik wil dat je weet dat ik vreselijk veel van jullie allemaal hou en dat het me pijn doet dat ik die liefde nooit onbevangen heb kunnen uiten. De tijd en omstandigheden hebben me echter gemaakt tot wie ik ben, en ik vraag om aanvaarding, hoe oneerlijk het misschien ook moge lijken. Ik kan in je ogen je liefde voor mij lezen, mijn lieve kind. Die liefde, zo standvastig en sterk, heb ik al je hele leven mogen zien en is me vooral in het afgelopen jaar een grote troost geweest. Nu wil ik je vragen of je nog één ding voor me wilt doen. Ik vraag het aan jou omdat het te maken heeft met iets waarover ik vele jaren geleden heb beloofd te zwijgen, en dat zal ik nu ook doen.

Hierbij tref je de bescheiden aan van een fonds dat ik kort na de oorlog in Genève heb geopend. Ik kan de naam van de begunstigde niet noemen, maar ik wil dat je de bescheiden die ik aan Gareth heb gegeven, naar Genève brengt. Deze moeten na mijn dood worden overgedragen aan de begunstigde. Meer kan ik er niet over zeggen, liefje.

Je moeder zal je nodig hebben. Ik laat haar een pijnlijke erfenis na, en ik weet niet hoe ze daarmee zal omgaan. Maar ik weet dat jij voor haar zult zorgen en haar zult helpen.

Help me, mijn liefste Eleanor, mijn kind, beeldschone jonge vrouw. Help me nog één keer.

Je liefhebbende vader,

Richard

Eleanor hield de brief in haar handen terwijl de tranen onbeheerst over haar wangen stroomden. In de verte hoorde ze Gareths stem, die haar terugvoerde naar het heden, weg van het beeld van het doorgroefde, gekwelde gezicht van haar vader.

“Eleanor, ik heb hier twee tickets naar Genève. Ik weet dat je daar iets voor je vader moet regelen, dus hoe eerder we gaan, hoe beter.”