Dublin, 1970
Glenveigh Lodge,
Killiney,
Dublin
20 februari 1970
Beste Solange de Valnay,
We hebben elkaar nooit ontmoet en ik weet niet goed hoe ik me tot je moet richten, maar ik heb het gevoel dat ik persoonlijk contact met je moet opnemen. Mijn naam is Eleanor Kirwan en ik ben de oudste dochter van Richard en Helena Kirwan. Zeggen die namen je iets?
Mijn vader is afgelopen week, na een lang ziekbed, overleden. Toen zijn testament werd voorgelezen, was het een vreemde ervaring te horen dat er naast de verwachte legaten aan zijn weduwe, zijn twee dochters en zijn zoon, twee weken voor zijn dood nog een paragraaf was toegevoegd: “Aan mijn dochter in Frankrijk, Solange de Valnay, op Domaine de Valnay, Saint-Joseph de Caune, Languedoc, laat ik het overige bedrag na.” Dat was alles. “Aan mijn dochter in Frankrijk…”
Vergeef me, Solange, dat ik je dit zo plompverloren meedeel. Maar tot vandaag waren we geen van allen op de hoogte van je bestaan. We verkeren nog steeds in shock. Ik weet niet of je wist dat je vader—onze vader—ziek was, of dat hij is gestorven; ik weet niet of je hem goed kende of juist helemaal niet. Aanvankelijk wilden we je op de hoogte stellen via onze advocaten, maar het leek ons nogal wreed om je dit nieuws op zo’n onpersoonlijke manier te brengen.
Mijn tweelingbroer James heeft erover gedacht het testament aan te vechten. Hij is advocaat, dus dat was zijn eerste reactie op de situatie. Elizabeth, mijn jongere zus, is er kapot van. Ze kan niet accepteren dat vader dit nooit aan ons heeft verteld. Het zal wel even duren voordat de pijn draaglijk wordt. Ze is pas negentien.
Hoe lang heeft hij dit geheim bewaard? In zijn testament gaf hij geen indicatie van je leeftijd, en over je moeder was evenmin iets vermeld. Maar toen ik je naam hardop hoorde voorlezen, had ik een vreemd gevoel van herkenning, alsof ik je op de een of andere manier al kende. Klinkt dat vreemd? Ik probeer me van alles en nog wat over je voor te stellen—wie je bent, hoe je zou kunnen zijn.
Ik moet toegeven dat ik aanvankelijk net zo geschrokken was als de anderen. We keken allemaal naar moeder, bang voor haar reactie, maar ze is een bijzondere vrouw die ons blijft verbazen. Ze is kunstenares en zowel hier als in het buitenland bekend. Zonder iets van haar gevoelens te laten blijken, bedankte ze de notaris en wachtte tot hij zou vertrekken. Zij stelde voor dat ik je deze brief zou schrijven. Wist ze hier al van? Kent ze je? Ik weet het echt niet. Ze heeft zich in haar atelier teruggetrokken en wil niet gestoord worden.
Ik zit al de hele avond aan vaders bureau, in zijn studeerkamer, te bedenken wat ik je moet schrijven. Ik weet nog niet eens of ik deze brief wel moet versturen. Of dat je, als ik hem heb verstuurd, liever had gehad dat hij nooit was gekomen. Misschien kun je niet eens Engels lezen. Ik kan alleen maar hopen dat je niemand hoeft te vragen om deze bladzijden voor je te vertalen. Waarschijnlijk wil ik alleen maar een wereld ontdekken, achter alle pijn en verwarring, waarvan ik het bestaan niet kende. Mijn vader was een gecompliceerd man en was soms moeilijk te doorgronden. Maar ik hield zielsveel van hem en jij misschien ook. Dus, Solange de Valnay, doe ik deze brief op de bus, en ik hoop dat hierdoor een band zal ontstaan tussen jou en dat deel van zijn leven dat je tot nu toe niet hebt kunnen delen. Als je besluit niet te antwoorden zal ik me daarbij moeten neerleggen. Maar je bent mijn onbekende zus—in elk geval mijn halfzus—en dat is niet zonder betekenis.
Ik zal een kopie van het testament meesturen. Ik wens je het beste en natuurlijk mijn innigste deelneming.
Met een vriendelijke groet,
Eleanor Kirwan
Eleanor las de brief nog eens door. Dit was al haar vijfde poging. Was hij te familiair? Was Solange de Valnay een volwassen vrouw of een kind? En waarom werd haar moeder niet vermeld in het testament? Ze leunde achterover in de leren stoel aan haar vaders notenhouten bureau. De korrel van dit hout en de warme, goudachtige glans ervan had ze altijd al mooi gevonden, met her en der de putjes die in de loop van zijn geschiedenis, hun geschiedenis, waren ontstaan. Het eerdere tafereel in de studeerkamer stond in haar geheugen gegrift: meneer McCann, de notaris van de familie, die de toegevoegde paragraaf gespannen en met gefronste wenkbrauwen voorlas; Elizabeth, bleek en trillend; James die schreeuwend overeind sprong, terwijl hij probeerde te verbergen dat hij zich verraden voelde.
“Dit is belachelijk! Het kan niet waar zijn!” riep hij. “Er kan geen kind zijn van wie we nog nooit hebben gehoord! Wat voor bewijs hebben ze? Dit kunnen we aanvechten in de rechtszaal!”
In de ongemakkelijke stilte die volgde, staarde meneer McCann naar het bureau, terwijl het stijve papier van het testament tussen zijn vingers kraakte. Helena Kirwan zat heel stil, met haar hoofd gebogen. Toen ze haar ogen opsloeg, lag er een gekwelde uitdrukking in, en iets onpeilbaars. “Jij moet haar een briefschrijven, liefje.”
Daarna had ze zich naar hen omgedraaid, erop vertrouwend dat Eleanor de rust en orde in huis zou herstellen. Even later hoorden ze haar in de beschutting van haar atelier Beethoven opzetten. Was ze aan het werk? Of was ze verzonken in herinneringen?
Met een schok van erkenning ging Eleanor rechtop zitten. Haar moeder had er dan wel gekweld uitgezien, maar niet verrast. Ze had het geweten! Daar was Eleanor opeens zeker van. Helena had geweten van het bestaan van dit kind, deze ‘dochter in Frankrijk’, ook al was ze misschien niet op de hoogte geweest van de toevoeging. Maar waarom had ze hen niet op het nieuws voorbereid? Ze was gewoon weggelopen en had haar kinderen laten zitten, terwijl die ineens met het verborgen leven van hun vader waren geconfronteerd.
Eleanor had nu de onwaarschijnlijke taak om contact op te nemen met Solange volbracht. De eerste woorden waren het moeilijkst geweest: ‘Beste Solange de Valnay’. Eleanor trok de la open, haalde er een envelop uit en zocht een postzegel. De brief zou zó moeten worden verstuurd, het had nu geen zin meer om hem te veranderen. Solange zou hen snel genoeg leren kennen. Ze deed de briefen een kopie van het testament in de envelop en stond op, terwijl ze de envelop op het bureau liet liggen. Bij het raam opende ze de gordijnen en liet haar hoofd tegen het koude glas rusten. Onder haar kropen koplampen over de smalle weg langs de rotsen, en straatlantaarns glommen als spelden van Howth Head naar de donkere kegel van Sugar Loaf Mountain. Het vroor en de maan hing laag boven de zee, waardoor de golven zilver kleurden waar het tij op het kiezelstrand schuimde. Ze herinnerde zich dat ze kort geleden met haar vader over die gladde ronde stenen had gelopen, op precies zo’n avond.
“Waar ben je al die jaren écht geweest, vader?” fluisterde ze. “Wie was je? Kende een van ons je wel echt?”
Een steek van pijn trok door haar heen. Onwillekeurig kraste ze met haar nagels over het glas. Ze verlangde naar de troostende en rustgevende aanwezigheid van Seamus, de tweelingbroer van haar moeder. Hij had hen door deze nachtmerrie heen kunnen helpen. Maar hij zat in de bergen van Nepal. Hij wist niet eens dat Richard gestorven was.
“O vader! Vader! Waarom heb je ons dit aangedaan? Waarom? Hoe kon je?”