Parijs, 1942
Bijna een uur later schonk Charlotte hun allemaal een groot glas cognac in. Ze deed haar uiterste best haar handen stil te houden en iedereen op zijn gemak te stellen.
“De Arische veroveraar arriveert gewapend met citaten van Rilke en bossen bloemen, terwijl de doodsbange prooi slechts een paar meter verder zit te huiveren. Het wordt me allemaal een beetje te veel.” Celine was niet in staat een lach te onderdrukken en verbaasde iedereen met de vleug van hysterie die erin hoorbaar was. Ze nam een flinke slok cognac. “Dus generaal Von Ströpper probeert je het hof te maken, moeder?”
Charlottes gezichtsuitdrukking bleef ijzig. De laatste woorden die Walter von Ströpper tot haar had gesproken waren kil geweest, en ze wist dat het een dreigement was geweest. Ze had zichzelf gedwongen te glimlachen terwijl ze had geprobeerd te ontdekken wat het werkelijke doel van zijn bezoek was. Hij zou teleurgesteld en beledigd zijn, zei hij, als ze zou weigeren de receptie te bezoeken die hij binnenkort wilde geven. Er was een uitnodiging onderweg. Ze aarzelde. Ze wilde vertroosting zoeken in de lach van Celine, maar was zich ook akelig bewust van haar hachelijke situatie.
“Celine, liefje, misschien kun je vannacht maar beter hier blijven. De avondklok is al ingegaan en ik weet zeker dat je na dat grote glas cognac niet meer rechtuit kunt fietsen.”
“Ook als ik niet had gedronken, zou ik na dat bezoekje van zoeven niet eens meer rechtop kunnen staan. Maar ik heb mijn fiets niet eens bij me. Ik ben na het etentje met Henri te voet hierheen gekomen. Weet je wat, Richard, we kunnen je eerste nacht in een echt bed vieren door je een beetje dronken naar boven te sturen.”
“Ik zal uw kamer voor u in orde maken, juffrouw Celine.” Louise zag nog steeds een beetje bleek, maar moest wel giechelen van de cognac, die ze niet gewend was te drinken. “Goedenacht, madame De Savoie, goedenacht, monsieur…” Haar geheugen liet haar in de steek.
“Monsieur Vallon,” zei Charlotte. “Hij is een neef uit Sète die naar Parijs is gekomen om een aantal zaken voor zijn vader te regelen. Goedenacht, Louise. André. En dank jullie wel. Ik kan me niet voorstellen dat we deze avond ooit zullen vergeten.”
Ze zaten een tijdje zwijgend bijeen, terwijl ze er allemaal aan dachten hoe ze door het oog van de naald waren gekropen. Richard was de eerste die iets zei.
“Nou, het avontuur van vanavond heeft wel bewezen dat ik hier niet langer kan blijven en je verder in gevaar mag brengen, Charlotte.” Hij stond een tikje wankelend op. “Ik moet ergens anders logeren terwijl ik wacht tot ik Frankrijk kan verlaten.”
“Nee, je moet hier blijven, Richard. Maar je kunt nog geen Duitse generaals onder ogen komen. Je ziet eruit alsof je net uit de dood bent opgestaan. Die grijze gelaatskleur is moeilijk te verklaren.” Celine sprak de allerminst complimenteuze woorden glimlachend uit.
“Je dokter heeft gelijk.” Nu er weer kalmte in haar salon heerste, kon Charlotte zich ontspannen. Richards gekwetste uitdrukking amuseerde haar. “Ik denk dat je morgen maar een paar uur in de tuin moet gaan zitten lezen, of een wandelingetje moet gaan maken.”
“Maar ik wil jullie niet in gevaar brengen.”
“Het zou veel gevaarlijker zijn als we je nu ergens anders heen brachten.” Charlotte keek hem over de rand van haar glas aan.
“Laten we naar bed gaan, mama. De gebeurtenissen van vanavond hebben me doodmoe gemaakt.” Celine wilde niet betrokken raken bij een discussie die nergens toe leidde. “Ik moet morgen weer vroeg in het ziekenhuis zijn en eerst nog even langs mijn huis gaan. Ik kan moeilijk in een japon van blauwe crêpe over de ziekenzalen dwalen, vinden jullie ook niet?”
Celine deed glimlachend het raam van haar slaapkamer open en leunde naar buiten. Ze kon zich voorstellen dat Richard het heerlijk vond om weer in een gewoon bed te slapen, met licht en ruimte om hem heen. Terwijl ze in haar eigen bed lag, dacht ze terug aan haar avond met Henri de Valnay, aan de streling van zijn vingers, hun kussen, zijn liefdevolle woorden. Het leek allemaal zo lang geleden. Ze dacht weer aan Richard, die was bevrijd uit zijn donkere, benauwde schuilplaats. Nu kon hij het raam van zijn slaapkamer openen en genieten van de geuren en geluiden van de tuin onder zijn raam. Met die gedachte viel ze in slaap, om de volgende ochtend vroeg verkwikt en uitgerust te vertrekken.
Het was druk in het ziekenhuis. Celine maakte zich zorgen over het groeiende aantal oude mensen en kinderen dat aan ondervoeding leed. Het gebrek aan medicijnen en andere medische producten begon haar parten te spelen. Op de meeste afdelingen van het ziekenhuis stonden inmiddels Duitse soldaten op wacht. Dokters, verpleegsters en nonnen deden hun werk, waarbij ze evenzeer op hun woorden als op hun patiënten letten. Het was bijna vijf uur toen ze het ziekenhuis verliet en naar Avenue Mozart terugkeerde. Charlotte zat in de salon op haar te wachten.
“Richard heeft de hele ochtend in de tuin doorgebracht en vanmiddag even geslapen. Hij is klaar om met je mee naar buiten te gaan. Ik ben bang dat het behoorlijk pijnlijk voor hem was om een jasje aan te trekken. Wat vind je, moet hij een stropdas om? Het is een warme avond.”
Celine lachte in zichzelf. Dit was een man met een schotwond, een voortvluchtige naar wie werd gezocht, en nog vroeg haar moeder zich af of hij wel correct was gekleed.
“Maak je geen zorgen, mama. Ik denk niet dat de etiquette iets voorschrijft over kleding voor een ommetje in september. Ga je met ons mee?”
“Ik denk het niet, liefje. Ik heb nog een aantal sociale verplichtingen en het lijkt me het beste als ik een zo normaal mogelijk leven probeer te leiden. O ja, Henri heeft nog gebeld. Hij vroeg zich af of je gisteravond nog goed was thuisgekomen. Ik heb tegen hem gezegd dat je hier bent blijven slapen, en hij was opgelucht. Hij wil je graag zien vanavond, als dat gaat, al is het maar voor een drankje.”
Richard wilde tijdens zijn eerste uitstapje graag naar de rivier. Het water kabbelde tegen de eeuwenoude stenen van bruggen en kademuren. Ze zaten een tijdje op een bankje bij het Viaduc de Passy en genoten van de fantasierijke stalen vormen van de Eiffeltoren en de ironie van het Vrijheidsbeeld. Hij vertelde Celine over zijn aanstelling in Parijs en zijn kennismaking met Helena en, later, met Seamus, die hem mee naar Ierland had genomen toen de oorlog was uitgebroken. Ze wandelden nog een stukje. Richard wilde niet graag afscheid nemen van de vrolijke nazomeravond, Celine was blij dat ze hun vertrouwelijke gesprek konden voortzetten. Ze genoot van het geluid van zijn stem en zijn levendige lach, al was die zelden te horen. Ze gingen een café binnen, en bij een waterig kopje koffie vertelde hij haar over Seamus en Leah en beschreef hij Daniel en Stefan. Hij vertelde over de tragische middag waarop Seamus en hij hoopvol aan land waren gegaan om Leah en Stefan mee te nemen naar een betere, veiligere wereld. Zijn stem klonk spijtig en verdrietig toen hij die avond beschreef.
“God mag weten of ze nog steeds in leven zijn. En Seamus…is hij veilig teruggekeerd naar Roundstone, naar Helena? O, god, Helena. Ze is zo klein, zo weerloos. Dat kun je je niet voorstellen.” In zijn ogen welden tranen op, en hij sloeg uit schaamte voor zijn zwakheid zijn hand voor zijn gezicht.
“Stefan komt uit een neutraal land,” zei Celine, terwijl ze zijn handen vol littekens in de hare nam. “Misschien zijn ze ontsnapt, of zijn ze opgepakt en gedeporteerd. Je zei dat Stefans vader erg veel invloed heeft en aan de kant van de nazi’s staat. Misschien heeft hij ze vrij weten te krijgen en naar Zweden gestuurd. Je moet de moed niet verliezen, Richard, echt niet. Luister naar je dokter.”
“Dan heb ik jou ook wat te vertellen, dokter De Savoie.” Hij keek haar vanaf de andere kant van het tafeltje aan en wist te glimlachen. “Al die gevaarlijke boodschappen en het bezorgen van berichten en pamfletten is niets voor jou.”
Celines gezichtsuitdrukking veranderde. Ergernis kwam in de plaats van tederheid, maar Richard merkte het niet of wilde er geen aandacht aan schenken.
“Als jou iets zou overkomen, zou ik niet weten wat je moeder zou doen, Celine. We hebben de afgelopen weken ruimschoots gelegenheid gehad dit te bespreken, en ze heeft je nodig, vooral nu je vader er niet meer is.”
“Een fraaie toespraak, Richard.” Celine keek hem met toegeknepen ogen aan. “Natuurlijk is het helemaal geen punt dat moeder onderdak biedt aan vluchtelingen, dat jij geld en materiaal naar Frankrijk smokkelt en dat mensen als Daniel Nazarre worden neergeschoten. Maar ik moet braaf mijn witte jas aantrekken en luisteren naar de wegstervende hartslag van Frankrijk, terwijl ik af en toe een aspirientje toedien. Bedoel je dat?”
Hij keek haar even ernstig aan voordat hij antwoord gaf. “Je hebt gelijk. Ik kan je niet vertellen wat je moet doen, dat is aanmatigend. Dit is jouw land, jouw stad, geschonden en bezet. Ik heb respect voor wat je zegt en bewonder je loyaliteit. Maar oorlog verandert ons allemaal in vreemde, onherkenbare mensen, zelfs degenen van wie we denken dat het onze vrienden zijn. Achter iedere straathoek ligt het gevaar van een noodlottige ontmoeting op de loer, of misschien wel van dodelijk gevaar of de dood zelf. Wees voorzichtig, er hangt geen vangnet onder het koord waarop je loopt.”
Hij pakte haar handen vast en boog zich over de tafel heen. Zijn donkere, ernstige gezicht bevond zich vlak bij het hare. Zijn serieuze, waarschuwende blik leek haar te doorboren. Celine staarde terug, zich verliezend in zijn woorden en het gevoel van zijn aanraking.
“Celine?” klonk ineens een stem naast hen. “Ik kom net van Avenue Mozart. Je moeder was er niet, maar Louise zei dat je waarschijnlijk bij de rivier zat.” Henri de Valnay keek op haar neer. Hij zag hun verstrengelde handen, het intense contact tussen haar en haar onbekende metgezel en de geschrokken manier waarop ze reageerde toen hij haar ineens aansprak. Hij richtte zijn blik op de donkerharige man. “Ik geloof niet dat wij elkaar kennen.”
“Emile Vallon. Ik ben een neef van Charlottes overleden echtgenoot,” zei Richard in vlekkeloos Frans. “Ik ben een paar dagen in Parijs. We wilden net terugkeren naar Avenue Mozart. Celine, blijf jij maar hier, dan ga ik wel alleen terug.”
“Nee, dat lijkt me geen goed idee, Emile. Nee. Trouwens, ik heb mijn dokterstas daar laten liggen. We gaan wel samen. Ga je met ons mee, Henri?”
Ze liepen de helling op. Henri sprak beleefd over koetjes en kalfjes, Celine viel hem bij in een poging haar aanvankelijke verwarring te verhullen. Ze keek even naar Richard en zag dat zijn gezicht erg bleek was. Het zweet stond op zijn voorhoofd.
“Gaat het, Emile?” Haar hart begon snel te bonzen. De wandeling heuvelopwaarts was te veel voor hem, en hij kon hen niet bijhouden. Ze probeerde te bedenken hoe ze hem kon helpen zonder de aandacht op zijn zwakke gezondheid te vestigen.
Henri zag dat hij op het oneffen plaveisel struikelde en ineenkromp. “U ziet er niet goed uit, mijn vriend,” zei hij. “Laten we hier even in dit café gaan zitten. We hebben toch geen haast? We kunnen een glas mineraalwater bestellen, dan voelt u zich straks misschien weer sterk genoeg om verder te gaan.”
Nadat ze even hadden uitgerust, zei Richard: “Het spijt me dat ik jullie ophoud. Ik was al niet lekker toen we vertrokken. Vorige week heb ik last van mijn maag gehad. Ik dacht dat ik was hersteld, maar soms duurt dat gewoon wat langer. Ik voel me nu wel weer goed, we kunnen weer verder.”
Ze stonden op, al stond Richard nog wat wankel op zijn benen. Henri stak zijn hand uit en greep hem stevig bij de arm, zodat hij hem steun kon bieden. Celine hoorde dat Richard naar adem snakte vanwege de pijn en zag dat Henri even fronste. Toen gingen ze langzaam verder, totdat ze weer terug waren in de hal van het huis aan Avenue Mozart.
“Excuseer me, ik denk dat ik even een halfuurtje ga liggen. Dank u wel voor uw steun, monsieur De Valnay.”
“Geen dank. Wellicht zien we elkaar nog een keer tijdens uw verblijf?”
“Ik ga over een paar dagen weer naar huis. Maar mocht u ooit in de buurt van Sète zijn…”
“Mijn familie bezit daar wijngaarden, iets meer naar het westen. Dus misschien kruisen onze paden zich nog een keer. Goedendag, monsieur Vallon. Ik hoop dat u snel weer bent hersteld.”
Er viel een stilte in de hal toen Richard langzaam de trap op liep. Henri keek Celine aan. “Ga je nu naar huis?” vroeg hij. “Kan ik je misschien thuisbrengen?”
“Nou, ik denk dat ik onderweg even kijk of ik ergens iets lichts te eten kan kopen, en daarna wil ik vroeg naar bed. Waarom bel je me morgen niet?”
“Ik denk het niet, Celine.” Zijn mond was resoluut, zijn kaak strak. “Ik denk dat het veel leuker zou zijn als ik je vanavond thuisbreng.”
Korte tijd later wandelden ze over straat in een gespannen stilzwijgen, dat hij ten slotte als eerste verbrak. “Je hebt niet verteld dat je moeder een logé heeft.”
“Hij is gisteravond onverwacht aangekomen.” Ze keek hem glimlachend aan en veranderde snel van onderwerp. “Nog bedankt voor de geweldige avond en het heerlijke diner. Ik heb sinds weken niet meer zo lekker gegeten.”
“Louise vertelde me dat hij er al een aantal dagen is. Ik denk dat jullie een eenduidig verhaal moeten verzinnen. En ik heb nog nooit iemand uit het Middellandse-Zeegebied gezien die zo’n bleek en grauw gezicht heeft, om nog maar te zwijgen over de wallen onder zijn ogen en de blauwe plek aan de zijkant van zijn hoofd. Is het soms een of andere holbewoner? En wat is er mis met zijn arm?”
Celine bleef midden op straat staan en keek hem aan. Haar gezicht werd rood van woede. “Wat kan het jou nu schelen of moeder een logé heeft en wat zijn achtergrond is? Je zit me te veel op mijn huid, Henri, en dat vind ik niet leuk.”
“Ik weet niet wie die man is. Ik weet alleen dat er ineens een vreemdeling met holle ogen in Avenue Mozart opduikt, jou mee uit neemt, hand in hand met je in een café zit en je diep in de ogen kijkt, nauwelijks kan lopen en de een of andere wond aan zijn arm heeft. En niemand in jullie huis schijnt te weten wanneer hij in Parijs is aangekomen.”
“Hij is ziek geweest. Dat heb je hem toch horen zeggen? En Louise heeft zich vast in de datum vergist. Je weet hoe dat gaat.”
“Nee, ik weet niet hoe dat gaat. Maar ik weet wel dat Charlotte deze stad en heel Frankrijk het liefst eigenhandig van de bezetter wil ontdoen. En ik weet dat er heel veel kleine, illegale groepjes zijn die zich bezighouden met het bijzonder gevaarlijke spelletje van verzet en weerstand.” Hij greep haar stevig bij haar arm. “Dit kan de dood voor jou en je moeder betekenen. De Duitsers hebben geen genade met mensen die bij welke vorm van verzet dan ook betrokken zijn. De meeste mensen die ze oppakken, worden niet eens ondervraagd maar meteen doodgeschoten. En die hebben dan nog geluk. Anderen worden geslagen, gemarteld of overgebracht naar gevangenkam-pen waar ondraaglijke toestanden heersen. Hoor je me, Celine, hoor je me?”
Hij begon haar door elkaar te schudden. Zijn stem klonk zo laag en indringend dat hij de aandacht trok van enkele voorbijgangers. Ze rukte zich van hem los. “Je hoeft mij niets te vertellen over de oorlog of over de Duitsers, Henri! Je hoeft me niet te vertellen wat ik moet denken van die moordenaars die mijn land onder de voet lopen, onschuldige mensen vermoorden, zigeuners oppakken en joden deporteren, alleen maar omdat ze zigeuners en joden zijn, en kinderen en oude mensen laten verhongeren.” Ze beefde van woede. Zwijgend liepen ze naar de ingang van het gebouw waar ze woonde. Daar haalde ze diep adem en probeerde kalm te klinken. “Ik denk dat ik nu maar naar boven ga en er een rustig avondje van maak, als je het niet erg vindt. Nogmaals bedankt voor gisteren. Goedenavond.”
“Je moet naar me luisteren.” Hij pakte haar hand en dwong haar om hem aan te kijken. “Ik weet niet precies waarbij Charlotte betrokken is, of welke rol jij in het geheel speelt. Maar ik wil dat je veilig bent, Celine, want ik hou van je. Begrijp je wat ik bedoel? Laat anderen maar het verzet tegen de Duitsers voeren. Je kunt vechten door een goede arts te zijn. Dat is genoeg om trots op te zijn, liefje, dat is genoeg.”
“O, in ‘s hemelsnaam, waarom blijft iedereen maar zeggen dat het genoeg is om arts te zijn? En het is ook niet genoeg, Henri, om goede wijn aan opgeblazen Duitsers te verkopen, om handel te drijven op de zwarte markt, om te leveren aan restaurateurs die collaboreren. Het is niet genoeg om achterover te leunen en steeds meer geld te verdienen aan omstandigheden die je land hebben vernietigd en waardoor miljoenen Fransen in gevangenkampen of als dwangarbeiders in Duitsland zijn geëindigd. Dat is niet genoeg! Het is immoreel en laf!”
Er daalde een ijzige stilte tussen hen neer. Ze kookte van woede. Toen draaide hij zich om en liep weg. Uitgeput stak ze haar sleutel in het slot en klom de trap op. Toen ze de deur opende, ging de telefoon.
“Ja?”
“Liefje, we zijn erin geslaagd een reis voor Emile Vallon te boeken. Hij vertrekt over precies twee weken. Ik vertel je er morgen meer over. Heeft Henri je nog gevonden? Louise zei dat hij was langsgekomen.”
“Ja, hij heeft me gevonden. Maar ik denk niet dat hij binnenkort nog een keer naar me zal zoeken, of misschien wel nooit meer.”
“Wat is er gebeurd?”
“Henri geeft niet veel om onze neef. Hij zei dat hij meer op een holenmens dan op iemand uit het zonnige zuiden leek. Daarna volgde een ruzie over onze huidige manier van leven.”
“O, liefje, het spijt me zo. Maar dat soort misverstanden is wel weer op te lossen. Volgens mij is hij heel erg verliefd op je. Hij wil je gewoon beschermen.”
“En volgens mij hanteren we verschillende principes en is dit niet zomaar op te lossen. Ik ben erg moe, moeder, en ik ga vroeg naar bed. Ik zie je morgen weer, maar ik kom pas later op de avond. Ik heb de hele dag dienst. Slaap lekker.”
Ze zat een hele tijd in haar leunstoel na te denken over Henri de Valnay. Het was waarschijnlijk wel het beste dat hun uiteenlopende meningen over de Duitse bezetting nu aan het licht waren gekomen. Zoals de zaken er op dit moment voor stonden, wilde ze niet nauwer bij hem betrokken raken. Toch had ze eigenlijk wel verwacht dat hij zou bellen. Ze zuchtte en ging naar bed. Hoewel ze nog steeds klaarwakker was, maakte het schrille rinkelen van de telefoon haar aan het schrikken.
“Celine, ik hoop niet dat ik je stoor. Ik wilde je alleen bedanken voor je luisterend oor, voor je vriendelijkheid, voor al je goede zorgen. Ik hoop dat je bewonderaar niet al te overstuur is. En nogmaals heel erg bedankt.”
Het was niet de stem die ze had verwacht, maar deze stem zorgde ervoor dat haar hart als een razende begon te bonzen. In haar gedachten hoorde ze een waarschuwingssignaal toen ze hem antwoordde. Ze probeerde haar toon licht en vriendelijk te houden en niet te laten merken hoe blij ze was. “Slaap lekker. Het beste. Goedenacht.”
Nadat ze de hoorn op de haak had gelegd, viel ze met een glimlach in slaap.